Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word werken

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(uitwerking hebben);
🔗 Maar het werkte wel.
(gisten)
(arbeiden);
🔗 Er wordt hard en lang gewerkt.
works
;
;
🔗 Hij vroeg zich af of hij soms op de ruïnes van de beschaving keek die deze vreemde mensen gewrocht hadden te midden van de woeste omgeving van hun vreemde, wilde verblijfplaats.
(functioneren)
🔗 Maar de zagerij werkt nog!
(afmaken; beëindigen);
finish off
;
finalize
🔗 Werk de rest van je programma maar af.
finlabori
ellabori
(verwerken)
(cultiveren; bebouwen);
cultivate
🔗 Ik wilde de grond bezitten die ik bewerkte.
(aanvullen); ;
consummate
;
(retoucheren)
retouch
;
touch up
retuŝi
work on
daŭrigi la laboron
work on
labori senĉese
(doornemen)
go through
trastudi
🔗 De documenten werkte ze die avond een voor een nog eens door, verbaasd en verrukt als een klein kind.
(creatie; schepping)
🔗 Is het een letterkundig gewrocht welk gij daar doorbladert?
;
(samenwerken);
collaborate
🔗 Natuurmonumenten werkt mee aan experimenten om zeegrasvelden te herstellen.
🔗 Echter, God wrocht sterk mee.
🔗 Als hij wil meewerken, kunnen we eindelijk wat van de vijand te weten komen.
(herschrijven)
rewrite
reverki
embellish
;
flatter
(meewerken);
collaborate
;
🔗 Maar we hadden kunnen samenwerken zie je?
(tegengaan)
counteract
;
contravene
🔗 Trump heeft de commissie gedurende het hele onderzoek tegengewerkt.
(belemmeren; dwarsbomen; weerstreven)
oppose
🔗 Je ziet wat er gebeurt met mensen die de politie tegenwerken.
;
be effective
;
have effect
;
impact
;
impinge
; ;
avail
;
be efficacious
; ;
have an effect
;
produce an effect
work out
; ;
elaborate
ellabori
bring about
(in zich opnemen)
ensorbi
(bewerken)
cope with
🔗 Ik heb slechts een half dozijn karkassen te verwerken gekregen.
🔗 Het wees erop dat hij het een of ander moeilijk kon verwerken.
(elimineren; uitschakelen; verwijderen)
🔗 Toen alles was opgeruimd, werden de sporen zorgvuldig weggewerkt.
(bank)
🔗 De professor begaf zich zonder te antwoorden naar zijn werkbank en de assistent haastte zich het gebouw uit.
🔗 Ivanišević had met zijn minnares seks op zijn werkkamer.
(atelier)
workplace
;
workshop
🔗 Bij het betreden van zijn werkplaats bleef hij echter getroffen staan.
workshop
(ploeg; team)
🔗 Wat is er mis met de werkploeg?
🔗 Bij vele werkwoorden zijn aanwijzingen gegeven omtrent de vervoeging.

DutchEnglish
werken act; function; labour; operate; put in; run; shift; work
werken aan work at
afwerken finalize; finish; finish off; finish up; follow through; go through; give the finishing touch; give the finishing touches; give the finishing touch to; give the finishing touches to; get through; overcast
bewerken adapt; belabour; canvass; cause; cultivate; culture; dress; edit; engineer; manipulate; operate; prepare; prime; process; procure; redact; rewrite; tool; work; fashion; shape; till; work up; effect; bring about; influence; tamper with; revise
bijwerken furbish up; overtake; post up; retouch; update; bring up to scratch; touch up; bring up to date; make up; coach
dóórwerken go through; work on; keep working; work through
gewrocht work; masterpiece; creation
handwerken needlework; do needlework; do fancy‐work
inwerken act; sink home
medewerken collaborate; concur; contribute; cooperate
meewerken be cooperative; collaborate; conspire; contribute; cooperate
nawerken produce after‐effects
omwerken recast; refashion; rehandle; remake; remodel; remould; rewrite
opwerken retouch
óverwerken work overtime
overwerkt overworked; stale
samenwerken coact; collaborate; combine; concur; conspire; cooperate; join forces; play ball; team up; work together; act together
tegenwerken antagonize; buck; contravene; counter; counterplot; counterwork; counteract; militate against; react against; thwart; stand against; work against; oppose; cross
terugwerken react
uitwerken effect; flesh out; hammer out; transcribe; work out; develop; elaborate; bring about; wear off
verwerken assimilate; cope with; deal with; digest; handle; ingest; process; work up; make; elaborate
wegwerken block out; eliminate; freeze out; manoeuvre away
werkbank bench
werkkamer work‐room
werkklimaat working climate
werkplaats shop
werkterrein game; patch
werktijd hours; spell; shift
werkweek working‐week; week
werkwoord verb
zwartwerken unreported employment