English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word patch

English	Dutch (translated indirectly)	Esperanto
patch	lap	flikaĵo
patch (mend; patch up)	flikken ; lappen ; oplappen ; verstellen	fliki
patch (insulation; plating; backing)	bekleding ; overtrek	tegaĵo
patch (bed)	bed ; perk ; tuinbed	bedo
patch (blot; spot; stain; blotch; blob; blur)	plek	makulo
patch (bit; lump; piece; chunk)	bonk ; brok ; eindje ; stuk	peco
🔗 Scattered white patches of snow still dotted the ground where tight clumps of trees kept deep shade.
patch up (mend; patch)	oplappen	fliki
patchy	kladderig ; vlekkerig	makuleca

English	Dutch
patch	⇆ district; ⇆ een lap zetten op; ⇆ flard; ⇆ flikken; ⇆ gebied; ⇆ gedeelte; ⇆ lap; ⇆ lapje; ⇆ lappen; ⇆ moesje; ⇆ oplappen; ⇆ patch; ⇆ patchen; ⇆ plek; ⇆ stukje; ⇆ verstellen; ⇆ werkterrein
bald patch	⇆ kale plek
be not a patch on	⇆ het niet halen bij
eye patch	⇆ ooglap; ⇆ ooglapje
nicotine patch	⇆ nicotinepleister
not be a patch on it	⇆ er niet aan kunnen tippen
patch off	⇆ afschilferen
patch together	⇆ haastig tot stand brengen; ⇆ in elkaar flansen; ⇆ samenflansen
patch up	⇆ het bijleggen; ⇆ in elkaar flansen; ⇆ opkalefateren; ⇆ opknappen; ⇆ oplappen; ⇆ samenflansen
purple patches	⇆ markante passages
put a patch on	⇆ een lap zetten op
that is not a patch on	⇆ dat haalt niet bij
that is not a patch upon	⇆ dat haalt niet bij
when I go through a bad patch	⇆ als het me tegenzit
cross‐patch	⇆ dwarsdrijver; ⇆ gifkikker; ⇆ kribbebijter; ⇆ nijdas
patched	⇆ versteld
patcher	⇆ knoeier; ⇆ lapper
patchwork	⇆ knoeiwerk; ⇆ lapwerk
patchy	⇆ fragmentarisch; ⇆ ongelijk; ⇆ onregelmatig