English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word tool

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(means; agent; gadget; instrument; implement; utensil; medium); ;
(implement)
tool
(chase; emboss)
garden tools
(garden equipment)

EnglishDutch
tool bewerken; boekbindersstempel; hulpprogramma; stempel; werktuig
carpenter’s tools timmergereedschap
gardening tools tuingereedschap
garden tools tuingereedschap
precision tool precisie‐instrument
tool along rondrijden
tool kit gereedschapskist
tool maker gereedschapsmaker
tool shed gereedschapsschuurtje
tool up met machines uitrusten
edge‐tool snijdend gereedschap
toolbox gereedschapskist
tool‐chest gereedschapskist