English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word operate

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(control; work; enable; implement; actuate)
(process)
operate
🔗 The Ukrainian air force has continued to operate despite Russian air superiority.
(collaborate; work together);
🔗 And the assumption that Papadopoulos is cooperating with the FBI’s Russia probe stirred even more unease among Trump’s allies.
🔗 It might be a mistake not to cooperate with him.
operation
(surgery)
;
operation
(action)
operation
(functionality; performance; workings; action)
werking
🔗 Kyiv once appeared to be the primary objective of what the Kremlin must have envisioned as a swift régime‐change operation.
operative
(hand; labourer; worker; working man; workman)
;
operative
(agent; man)
operative
(functional; operational; in action)
funkcianta
;
🔗 Most of the arithmetic operators are binary.

EnglishDutch
operate bedienen; behandelen; besturen; bewerken; drijven; een operatie doen; een operatie uitvoeren; exploiteren; in beweging brengen; leiden; opereren; ten gevolge hebben; teweegbrengen; uitwerking hebben; van kracht zijn; werken; werken met
operate on opereren; werken op
operate on somebody for iemand opereren aan
operate upon inwerken op; werken op
cooperate coöpereren; medewerken; meewerken; samenwerken; zijn medewerking verlenen
inoperable inoperabel
operating bedrijfs‐; functionerend; in werking; werkend
operation bediening; behandeling; bewerking; exploitatie; handeling; ingreep; operatie; uitwerking; verrichting; werking; werkzaamheid
operative arbeider; detective; operatief; operative; rechercheur; relevantst; van kracht; voornaamst; werkend; werkman; werkzaam; werk‐
operator bediener; bestuurder; bewerker; cameraman; exploitant; machinist; operateur; operator; speculant; telefonist; telegrafist