English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word cause

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(get; make; have; bring)
🔗 Comey also writes that he was told by Barack Obama after the election that nothing that had happened had caused the then‐president to question his integrity.
(give rise to; provoke; result in; inflict; wreak; bring); ; ; ;
ten gevolge hebben
; ;
🔗 Still, to look would cause no harm.
(reason)
🔗 While ice is not the only possible cause of these reflective regions, astronomers believe it is the most likely.
(cause to take place; hold; organize; provoke; stage)
(develop; create; engender; provoke)
doen ontstaan
(bring about; lead to; result in; turn out)
ten gevolge hebben
(business; matter; affair)
🔗 In wars, boy, fools kill other fools for foolish causes.
(as; because; for); ; ;
(because; since); ; ; ;
caused by
(down to)
; ;
veroorzaakt door
kaŭze de

EnglishDutch
cause aandoen; aanleiding; aanleiding geven tot; aanrichten; berokkenen; bewerken; bewerker; bezorgen; doen ontstaan; geding; laten; oorzaak; proces; rechtszaak; reden; ten gevolge hebben; teweegbrengen; veroorzaken; veroorzaker; verwekken; verwekker; wekken; zaak; zorgen voor
cause and effect oorzaak en gevolg
cause list rol
cause of death doodsoorzaak
final cause eindoorzaak
first cause grondoorzaak
give cause for aanleiding geven tot
good cause goed doel
great accidents spring from small causes een ongeluk zit in een klein hoekje
in a good cause voor een goede zaak
in the cause of voor; voor de
lost cause hopeloze zaak; verloren zaak
main cause hoofdoorzaak
original cause grondoorzaak
proximate cause onmiddellijke oorzaak
root cause grondoorzaak
underlying cause fundamentele oorzaak; grondoorzaak
worthy cause goed doel