English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word shape

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(form; configure; fashion; frame; mould)
(form; configuration);
🔗 The leaves of trees come in a wide range of shapes and sizes which have evolved in response to environmental pressures including climate and predation.
(affect; influence; impinge; sway; bias);
invloed hebben op
take shape
(form)
; ;
🔗 The flower is followed by a green bottle‐shaped fruit, containing numerous seeds which are dispersed by water currents.

EnglishDutch
shape bewerken; concretiseren; conditie; fatsoen; fatsoeneren; gedaante; gestalte; inrichten; leest; maken; model; modelleren; pasklaar maken; postuur; regelen; scheppen; vorm; vormen; zich ontwikkelen; zich vormen
be in good shape in vorm zijn
bend out of shape verbuigen
be out of shape uit model zijn
grow out of shape vergroeien
human shape mensengedaante
… in any shape or form iedere vorm van …
in any shape or form in welke vorm ook
in bad shape in slechte conditie
in one shape or another in een of andere vorm
in shape in vorm
in the shape of in de gedaante van; in de vorm van
knock into shape bijschaven; fatsoeneren
lick into shape bijschaven; fatsoeneren; vormen
of all shapes and sizes in alle soorten en maten
out of shape uit vorm
put into shape fatsoeneren
settle into shape zich vormen
shape the course of events de loop der gebeurtenissen beïnvloeden
shape up vorderingen maken; zich beter gaan gedragen
take shape vaste vorm aannemen; zich concretiseren
the shape of things to come een idee van wat de toekomst zal brengen
things are shaping well het gaat de goede kant uit
things are taking shape er begint tekening in te komen
bottle‐shaped flesvormig
shapeless vormeloos; vormloos; wanstaltig
shapely bevallig; goedgevormd; welgemaakt
shaping vorming
ship‐shape in orde