Dutch–English dictionary
English translation of the Dutch word scheppen
Dutch | English (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
(maken) | ||
🔗 Het zegt u niets dat op deze plek heerlijke meesterwerken geschapen zijn. | ||
(hozen) | ; ; excerpt ; ; | |
(opscheppen) | ; shovel | |
(creëren; maken) | ||
🔗 Tom Poes had intussen het heuveltje beklommen waar heer Ollie zijn beeltenis uit graniet had geschapen. | ||
🔗 In den beginne schiep God de hemel en de aarde. | ||
vreugde scheppen in | be delighted with | |
(veranderen) | transform | aliformi |
🔗 Maar helaas, toen ze de bergen naderden, kletterde het regenwater in stromen neder, zodat de weg in een modderpoel herschapen werd. | ||
(van gedaante doen veranderen) | transform | metamorfozi |
🔗 Alles helpt, om zo te zeggen, om de sfeer te herscheppen. | ||
🔗 Maar u hebt het telegram onderschept, nietwaar? | ||
(bluffen; ophakken; pochen; snoeven; snorken; stoffen; zwetsen; grootspreken; opsnijden) | ; | |
🔗 Misschien had ik een beetje te veel opgeschept in mijn brieven aan haar. | ||
dish up | ||
(scheppen) | ; shovel | |
(schop) | shovel | |
🔗 Folke Bengtsson stond bij het kippehok met een schep in zijn hand. | ||
mastermind | ||
🔗 Onder hen zal Ian Flemming, schepper van James Bond, geheim agent zonder weerga, lang een belangrijke plaats blijven innemen. | ||
🔗 René Goscinny ontmoette Morris, de schepper van Lucky Luke, voor het eerst in 1948. | ||
(creatie; gewrocht) | ||
🔗 Ik wil tenslotte weten hoe mijn schepping eruit ziet. | ||
(creatuur) | ||
🔗 Het schepsel antwoordde in zijn eigen taal. |
Dutch | English |
---|---|
scheppen | create; hit; ladle; make; scoop; shape; shovel |
adem scheppen | take a breath; take breath |
behagen scheppen in | delight in; take a pleasure in; take delight in; take pleasure in; find pleasure in |
genoegen scheppen in | take pleasure in; take a pleasure in |
vermaak scheppen in | take pleasure in; take a pleasure in; find pleasure in; take delight in |
vreugde scheppen in | enjoy |
herscheppen | metamorphose; re‐create; regenerate; transfigure; create anew; transform; turn |
leegscheppen | empty; empty out; ladle out |
onderscheppen | intercept |
opscheppen | bluster; dish; ladle; shoot a line; talk big; vaunt; spoon; ladle out; serve out; boast; brag; swank |
overscheppen | scoop; ladle |
putjesschepper | scavenger |
schep | shovel; scoop; scoopful; server; spoonful; shovelful |
schepbord | float‐board; float |
schepnet | landing‐net; scoop‐net |
scheppend | creative; fictive |
schepper | author; creator; dipper; former; maker; originator; procreator; scoop |
schepping | creation |
scheprad | paddle‐wheel; water‐wheel; scoop‐wheel |
schepsel | creature; woman |
schepvat | scoop; bail |
uitscheppen | ladle out; scoop; bail out; scoop out |
volscheppen | fill |