Diccionario neerlandés–español

Traducción española de la palabra neerlandesa lopen

neerlandés → español
  
neerlandésespañol (traducido indirectamente)esperanto
(stromen; vlieten; vloeien)
fluir
;
manar
(benen)
marchar
(stappen; treden)
caminar
;
dar pasos
;
gestionar
paŝi
(tippelen; wandelen)
pasear
aan komen lopen
(beginnen met; nader treden; toetreden; komen aanlopen)
abordar
;
salir al paso
echar a correr
onder de voet lopen
hollar
;
pisar
;
pisotear
piedpremi
(aflopen; uitgaan; uitraken; verlopen)
expirar
;
terminarse
(eindigen; ophouden; uitgaan; verlopen; ten einde lopen)
expirar
;
terminarse
acurrucarse
(doorkrúísen; dóórlopen; gaan door; doorváren)
atravesar
;
recorrer
(bedragen)ascender a; importar
entrar
;
montar
;
pasar a
(hollen; rennen; snellen)
correr
correr
(buis)
cañón
;
tubo
trinchera
;
zanja
(missen)
perder
maltrafi
buccear
;
inundar
;
zambullirse
(overgaan)
atravesar
;
pasar al otro lado
(aansnellen; toeschieten; toesnellen; komen aanhollen; komen aanrennen)
acudir
(divergeren)
divergir
(afwijken; schelen)
diferir
;
ser diferente
(uitgaan)
salir
(uitvaren)
salir
agarrotarse
;
dañarse
rajpi
(aflopen; uitgaan; ten einde lopen)
expirar
;
terminarse
expirar
eksvalidiĝi
(langsgaan; passeren; voorbijgaan; óvertrekken)
pasar de largo
;
sobrepasar
(voorgaan)
adelantar
(breedsprakig; gerekt; langdradig)
prolijo
(woordenrijk)
prolijo
multvorta