Información sobre la palabra doorváren (neerlandés → Esperanto: trairi)

Sinónimos: afleggen, aflopen, doorgaan, doorkrúísen, dóórlopen, gaan door, dóórsteken

Categoría gramaticalverbo
Pronunciación/dorˈvaːrə(n)/
Separacióndoor·va·ren

Conjugación

Modo indicativo
PresentePasado
(hij) doorvaart(hij) doorvoer
(zij) doorvaren(zij) doorvoeren
Modo subjuntivo
PresentePasado
(dat hij) doorvare(dat hij) doorvoere
(dat zij) doorvaren(dat zij) doorvoeren
Participios
Participio presenteParticipio pasado
doorvarend, doorvarende(hebben) doorvaren