Información sobre la palabra uiteenlopen (neerlandés → Esperanto: diverĝi)

Sinónimo: divergeren

Categoría gramaticalverbo
Pronunciación/œˈtenlopə(n)/
Separaciónuit·een·lo·pen

Conjugación

Modo indicativo
PresentePasado
(wij) lopen uiteen(wij) liepen uiteen
(jullie) lopen uiteen(jullie) liepen uiteen
(gij) loopt uiteen(gij) liept uiteen
(zij) lopen uiteen(zij) liepen uiteen
Modo subjuntivo
PresentePasado
(dat wij) uiteenlopen(dat wij) uiteenliepen
(dat jullie) uiteenlopen(dat jullie) uiteenliepen
(dat gij) uiteenlopet(dat gij) uiteenliepet
(dat zij) uiteenlopen(dat zij) uiteenliepen
Participios
Participio presenteParticipio pasado
uiteenlopend, uiteenlopende(zijn) uiteengelopen

Traducciones

alemánauseinander gehen; divergieren; auseinander laufen; voreinander abweichen
españoldivergir
esperantodiverĝi; malkonverĝi
inglésdiverge
portuguésdivergir