Diccionario neerlandés–español

Traducción española de la palabra neerlandesa schrijven

neerlandés → español
  
neerlandésespañol (traducido indirectamente)esperanto
(brief);
epístola
🔗 Hij borg het schrijven op en keek een beetje ongerust naar de sprakeloze edelman.
escribir
🔗 Hoe is het nou met die bestseller die je zou schrijven?
escribir
🔗 Juffrouw Janssen kon zo mooi schrijven.
componer
🔗 En natuurlijk schrijf ik ook liederen.
notificar
ordoni skribe
descargar
deprezi
amortiguar
;
amortizar
(aftekenen; tekenen; trekken; uittekenen)
dibujar
🔗 Ten oosten achter Weertop veranderde hij zijn loop en beschreef een grote bocht naar het noorden.
describir
🔗 Ik heb beschreven wat jullie nodig hebben.
discutir
;
hablar de
;
tratar de
🔗 Verbaasd draaide hij zich om en toen zag hij tot zijn verrassing het landschap dat Joost beschreven had, voor zich liggen.
(tekenen)
caracterizar
🔗 Die werd door beide mannen beschreven als „constructief”.
(boeken; registreren)
consignar
;
inscribir
(aantekenen; boeken; opnemen; registreren)
inscribir
;
inscribir
enmatrikuligi
(tikken; typen)
escribir a máquina
(bepalen; definiëren)
definir
firmar
;
subscribir
(aantekenen; noteren; te boek stellen; optekenen)
anotar
;
apuntar
;
notar
🔗 En wat je te zeggen hebt, zullen we netjes opschrijven, zodat we het later tegen je kunnen gebruiken.
(kopiëren)
copiar
🔗 Als het daar nog ligt, kan ik het toch zeker ook overschrijven?
(circulaire)
circular
(bureau; schrijftafel)
escritorio
🔗 Aan een schrijfbureau zat Otto Schenk te schrijven.
schrijfletter
(schuine letter)
cursiva
papel para escribir
🔗 Onder zijn hand lag een vel schrijfpapier en de enkele woorden die erop stonden had hij juist gelezen.
(bureau; schrijfbureau)
escritorio
🔗 Ik stond weer op, liep om de schrijftafel heen, ging het vertrek door.
schrijfwijze
(spelling)
ortografía
autor
🔗 U bent de bekende schrijver, nietwaar?
(toedichten)
achacar
;
atribuir
🔗 Waaraan schrijft u het toe?
toeschrijven
(aanrekenen; toedichten; wijten; ten laste leggen)
achacar
;
valorar en
convocar
kunvoki
lanzar
organizar
dar lugar a
;
ocasionar
(bevelen; gebieden; gelasten; verordenen; verordonneren; ordonneren)
mandar
;
ordenar
exigir
🔗 De Griekse wet schrijft voor dat de grootste partij een bonus krijgt van 50 zetels.
trazar
preskribi