Diccionario neerlandés–español

Traducción española de la palabra neerlandesa komen

neerlandés → español
  
neerlandésespañol (traducido indirectamente)esperanto
sumar
🔗 Dat komt dan op € 108,16.
venir
🔗 Maar stil, wie komt daar?
aan komen lopen
(beginnen met; nader treden; toetreden; komen aanlopen)
abordar
;
salir al paso
(bevallen)
dar a luz
;
parir
🔗 Zijn vrouw kwam ieder jaar in de kraam, maar de kinderen die zij ter wereld bracht, stierven zonder uitzondering.
levantarse
;
ponerse en pie
ekstari
🔗 De baronnen kwamen enigszins onzeker overeind en keken om zich heen.
te boven komen
(doorwórstelen)
aventajar
;
superar
(opdagen; uitkomen; verschijnen; voor de dag komen; voor den dag komen)
aparecer
🔗 Als ze ons zagen, zouden ze wel te voorschijn komen.
te voorschijn komen
emergir
(arriveren; belanden)
🔗 Hoe laat kwamen jullie daar aan?
(aanraken; toucheren)
estar en contacto
;
tocar
(genieten; krijgen; ontvangen)
obtener
;
recibir
🔗 De kereltjes wendden heer Ollie de rug toe en haastten zich naar de magiër om verdere inlichtingen te bekomen.
entrar
🔗 De dienstbode kwam binnen.
acertar
;
lograr
;
tener éxito
;
ir a través de
reunirse
🔗 Wie mag er dan met Jan meekomen?
venir después
veni poste
🔗 Wij kwamen langzaam na, zo vlug ons werk het toeliet.
(afspreken)
convenir
figurársele
;
parecer
aventajar
;
superar
(bijeenkomen; vergaderen)
reunirse
🔗 Maar laat ik u eerst vertellen waarom wij hier samengekomen zijn.
(samenlopen)
convergir
(aanlanden; belanden)
recalar
🔗 Waar was ze terechtgekomen?
merecer
🔗 De helft van het geld komt mij toe.
(opdagen; te voorschijn komen; verschijnen; voor de dag komen; voor den dag komen)
aparecer
🔗 Als de zon boven die den uitkomt, moet je drie anderen wakker maken.
salir del huevo
eloviĝi
(conveniëren; gelegen komen; passen; schikken; voegen)
convenir
;
ser conveniente
(uitpakken)
resultar
;
seguirse
(aanblik; aanzien; air; aspect; uiterlijk; verschijning)
apariencia
;
aspecto
🔗 Toen Nestor dichterbij kwam, begonnen hem details in het voorkomen van de ander op te vallen.
(gebeuren; geschieden; gevallen; omgaan; optreden; passeren; plaatsgrijpen; voorvallen; zich voordoen; zich toedragen)
acontecer
; ;
realizarse
;
tener lugar
🔗 Dat is nog nooit voorgekomen.
(eruitzien; ogen; zien)
parecer
🔗 Het komt me voor dat het pand instort.
(verhoeden)
prevenir
🔗 Misschien had hij daardoor veel narigheid kunnen voorkomen.
(resulteren; volgen; voortspruiten; voortvloeien)
resultar
;
seguirse
(afstammen; ontspruiten)
originarse
;
proceder
deveni
(bloeien; floreren; gedijen; tieren)
prosperar
(terugkeren; terugkomen; wederkeren; weeromkomen; weerkeren)
regresar
;
volver
(terugkeren; terugkomen; wederkeren; wederkomen; weerkeren)
regresar
;
volver
🔗 Hij kwam niet weerom.
(ontkomen)
escapar
🔗 Er is een andere manier om hier weg te komen, ook al zal die je waarschijnlijk niet aanstaan.