Diccionario neerlandés–español

Traducción española de la palabra neerlandesa komen

neerlandés → español
  
neerlandésespañol (traducido indirectamente)esperanto
sumar
venir
aan komen lopen
(beginnen met; nader treden; toetreden; komen aanlopen)
abordar
;
salir al paso
(bevallen)
dar a luz
;
parir
levantarse
;
ponerse en pie
ekstari
te boven komen
(doorwórstelen)
aventajar
;
superar
(opdagen; uitkomen; verschijnen; voor de dag komen; voor den dag komen)
aparecer
te voorschijn komen
emergir
(arriveren; belanden)
(aanraken; toucheren)
estar en contacto
;
tocar
(genieten; krijgen; ontvangen)
obtener
;
recibir
entrar
acertar
;
lograr
;
tener éxito
atravesar
;
ir a través de
reunirse
venir después
veni poste
(afspreken)
convenir
figurársele
;
parecer
aventajar
;
superar
(bijeenkomen; vergaderen)
reunirse
(samenlopen)
convergir
(aanlanden; belanden)
recalar
merecer
(opdagen; te voorschijn komen; verschijnen; voor de dag komen; voor den dag komen)
aparecer
salir del huevo
eloviĝi
(conveniëren; gelegen komen; passen; schikken; voegen)
convenir
;
ser conveniente
(uitpakken)
resultar
;
seguirse
(aanblik; aanzien; air; aspect; uiterlijk; verschijning)
apariencia
;
aspecto
(gebeuren; geschieden; gevallen; omgaan; optreden; passeren; plaatsgrijpen; voorvallen; zich voordoen; zich toedragen)
acontecer
; ;
realizarse
;
tener lugar
(eruitzien; ogen; zien)
parecer
(verhoeden)
prevenir
(resulteren; volgen; voortspruiten; voortvloeien)
resultar
;
seguirse
(afstammen; ontspruiten)
originarse
;
proceder
deveni
(bloeien; floreren; gedijen; tieren)
prosperar
(terugkeren; terugkomen; wederkeren; weeromkomen; weerkeren)
regresar
;
volver
(terugkeren; terugkomen; wederkeren; wederkomen; weerkeren)
regresar
;
volver
(ontkomen)
escapar