Información sobre la palabra schikken (neerlandés → Esperanto: konveni)

Sinónimos: betamen, conveniëren, gelegen komen, passen, uitkomen, voegen

Categoría gramaticalverbo
Pronunciación/ˈsxɪkə(n)/
Separaciónschik·ken

Conjugación

Modo indicativo
PresentePasado
(hij) schikt(hij) schikte
(zij) schikken(zij) schikten
Modo subjuntivo
PresentePasado
(dat hij) schikke(dat hij) schikte
(dat zij) schikken(dat zij) schikten
Participios
Participio presenteParticipio pasado
schikkend, schikkende(hebben) geschikt

Muestras de uso

Schikt het u om mee te gaan en mij de plaats van de halte te wijzen?
In die week schikt het me iedere dag.

Traducciones

afrikáanspas
alemánbehagen; fügen; ziemen; geziemen; angebracht sein; am Platze sein; passen; angemessen sein; passend sein; zusagen; sich gehören; sich schicken; sich gebühren
catalánconvenir
españolconvenir; ser conveniente
esperantokonveni
feroéshóska; søma
finéssopia
francésconvenir
frisón de Saterlandföigje; gelain kuume; paasje
frisón occidentalpasse
ingléssuit
portuguésconvir; ser apropriado; ser conveniente