Diccionario neerlandés–español

Traducción española de la palabra neerlandesa geven

neerlandés → español
  
neerlandésespañol (traducido indirectamente)esperanto
dar
(houden van)
apreciar
;
estimar
(aanreiken; afgeven; overbrengen; overgeven; overreiken; toereiken; doorgeven)
alargar
;
transferir
hacer incribir
;
hacer inscribir
enskribigi
(aanduiden; aanwijzen; beduiden; wijzen; wijzen op)
indicar
;
señalar
(aanduiden; kenmerken; merken)
hacer un signo
;
indicar
;
marcar
signi
(verklaren)
declarar
(aanbrengen; aangifte doen van)
delatar
;
denunciar
deshacerse; desteñirse
delasi farbon
(in bewaring geven)
dejar en depósito
;
depositar
;
poner en depósito
(verspreiden)
extender
;
propagar
disvastigi
deshacerse
;
desteñirse
tinkturmakuli
(aangeven; aanreiken; afdragen; overbrengen; overgeven; overreiken; toereiken; overdragen)
alargar
;
transferir
(aangeven; aanreiken; overbrengen; overgeven; overreiken; overdragen)
alargar
;
transferir
(teruggeven; weergeven)
devolver
injerir
dotar
(afstaan; bezwijken)
nomenclatura
(toedichten; toeschrijven)
achacar
;
atribuir
(boodschap; opdracht)
comisión
(prijsgeven)
dejar caer
;
quitar
(afstand doen van; afzien van)
desistir
;
renunciar
(aangeven; aanreiken; afdragen; afgeven; overbrengen; overreiken; doorgeven; overdragen)
alargar
;
transferir
(braken; kotsen; spugen; vomeren)
vomitar
(opgeven)
dejar caer
;
quitar
repartir
devolver
añadir
(bekennen; erkennen)
confesar
;
declarar
(in omloop brengen)
emitir
(besteden; spenderen; verteren)
desembolsar
;
gastar
(uitbrengen)
editar
(begenadigen)
perdonar
(doen alsof; voorwenden)
fingir
(doen alsof; voorwenden)
aparentar
;
fingir
ŝajnigi
(genereus; gul; kwistig; royaal; scheutig)
generoso
devolver