Información sobre la palabra aangeven (neerlandés → Esperanto: signi)

Sinónimos: aanduiden, een teken geven, kenmerken, merken

Categoría gramaticalverbo
Pronunciación/ˈaŋɣevə(n)/
Separaciónaan·ge·ven

Conjugación

Modo indicativo
PresentePasado
(ik) geef aan(ik) gaf aan
(jij) geeft aan(jij) gaf aan
(hij) geeft aan(hij) gaf aan
(wij) geven aan(wij) gaven aan
(jullie) geven aan(jullie) gaven aan
(gij) geeft aan(gij) gaaft aan
(zij) geven aan(zij) gaven aan
Modo subjuntivo
PresentePasado
(dat ik) aangeve(dat ik) aangave
(dat jij) aangeve(dat jij) aangave
(dat hij) aangeve(dat hij) aangave
(dat wij) aangeven(dat wij) aangaven
(dat jullie) aangeven(dat jullie) aangaven
(dat gij) aangevet(dat gij) aangavet
(dat zij) aangeven(dat zij) aangaven
Modo imperativo
Singular/PluralPlural
geef aangeeft aan
Participio presente
aangevend, aangevende

Traducciones

alemánandeuten; markieren; zeichnen; anzeichnen; kennzeichnen
checooznačit; poznamenat
españolhacer un signo; indicar; marcar
esperantosigni
francésdésigner; marquer
frisón de Saterlandanteekenje; antjuude; känteekenje; liekteekenje; markierje; teekenje
frisón occidentaloantsjutte; merke
inglésmark
rumanoindica; semnala