Información sobre la palabra vertellen (neerlandés → Esperanto: diri)

Sinónimos: zeggen, spreken, opgeven

Categoría gramaticalverbo
Pronunciación/vərˈtɛlə(n)/
Separaciónver·tel·len

Conjugación

Modo indicativo
PresentePasado
(ik) vertel(ik) vertelde
(jij) vertelt(jij) vertelde
(hij) vertelt(hij) vertelde
(wij) vertellen(wij) vertelden
(jullie) vertellen(jullie) vertelden
(gij) vertelt(gij) verteldet
(zij) vertellen(zij) vertelden
Modo subjuntivo
PresentePasado
(dat ik) vertelle(dat ik) vertelde
(dat jij) vertelle(dat jij) vertelde
(dat hij) vertelle(dat hij) vertelde
(dat wij) vertellen(dat wij) vertelden
(dat jullie) vertellen(dat jullie) vertelden
(dat gij) vertellet(dat gij) verteldet
(dat zij) vertellen(dat zij) vertelden
Modo imperativo
Singular/PluralPlural
vertelvertelt
Participios
Participio presenteParticipio pasado
vertellend, vertellende(hebben) verteld

Muestras de uso

Zal ik je zijn naam vertellen?
De Russische veiligheidsdienst FSB heeft de Russische president Vladimir Putin verteld dat er elf mensen zijn gearresteerd na de dodelijke aanslag.

Traducciones

afrikáans
alemánsagen
criolla jamaiquinase; tel
escocéstell
españoldecir
esperantodiri
francésdire
frisón occidentalsizze
galésmeddai; dweud
ingléstell
papiamentobisa
suajili‐sema