Diccionario neerlandés–español

Traducción española de la palabra neerlandesa trekken

neerlandés → español
  
neerlandésespañol (traducido indirectamente)esperanto
(aanhalen; aantrekken)
atraer
altiri
🔗 Maar het was het etiket dat Poirots aandacht trok.
(aanlokken; aantrekken)
atraer
;
cautivar
;
seducir
(aftekenen; beschrijven; tekenen; uittekenen)
dibujar
desenvainar
(tappen; uittrekken)
arrancar
🔗 De officier trok zijn pistool en vuurde.
(slepen)
halar
;
remolcar
cojear
correr mundo
;
mudarse de país
rayar
;
trazar una línea
streki
(halen)
tirar
🔗 Als je aan dit touw trekt, halen we je weer naar boven.
(aftrekken; laten trekken; zetten)
hacer una infusion
;
infundir
🔗 „Het bespaart me in de voeding”, placht zij te zeggen wanneer ze er een voedzaam soepje van trok.
chupar
suĉi
🔗 Hij trok aan zijn sigaar.
(bewegen; zich bewegen; zich verroeren; zich voortbewegen)
moverse
(aanhalen; trekken)
atraer
altiri
(aanlokken; bekoren; trekken)
atraer
;
cautivar
;
seducir
(aandoen; opzetten)
poner
;
sobreponer
🔗 Toen trok hij schone kleren aan.
(inhouden)
deducir
;
descontar
(trekken)
hacer una infusion
;
infundir
(korten)
bajar
(retireren; zich terugtrekken)
retirarse
sustraer
subtrahi
(insluiten)
incluir
(bewolken)
encapotarse
;
nublarse
malsereniĝi
🔗 Zijn metgezel betrok.
(aanschaffen; afnemen; overnemen; zich aanschaffen);
procurarse
🔗 En ook zij hebben hun biljetten via u betrokken?
(rekken; uitleggen; verlengen)
alargar
;
ir a través de
🔗 Iedereen wil wel een herinnering hebben aan een gevaarlijk gebied dat hij doorgetrokken is.
(verzadigen)
saturar
(fysionomie)
fisonomía
(terugtrekken)
retirar
ir a ocupar
anular
(calqueren; óvertrekken)
calcar
(onthouden)
apartar
;
contener
;
detener
🔗 Ons water onttrekken wij aan vier bronnen diep in de bodem.
(bouwen)
construir
;
edificar
;
redactar
🔗 Het hout, waarvan dit gebouw was opgetrokken, was nieuw.
(calqueren; natrekken)
calcar
(langsgaan; passeren; voorbijgaan; voorbijlopen)
pasar de largo
;
sobrepasar
entrar en pérdida
staŭli
(bekleden)
enfundar
;
forrar
;
recubrir
;
revestir
tegi
(rondreizen)
correr mundo
;
mudarse de país
(intrekken)
retirar
🔗 Hij keek naar zijn teruggetrokken hand en een doordringende, onaangename geur bereikte zijn neusgaten.
(gelaatstrek)
rasgo
🔗 Ik lette meer op de trekken van de derde persoon, degene die Random nooit eerder had gezien, zoals hij had gezegd.
paloma de la Carolina
;
paloma migratoria
;
paloma pasajera
migra kolombo
escape
🔗 Hij haalt de trekker over.
(tractor)
🔗 Het vervoer vindt plaats met een krachtige trekker.
trekpot
(theepot)
bote de té
;
tetera
treksluiting
(rits; ritssluiting)
cremallera
langosta
;
saltamontes
trektocht
migración
(uitwijken)
emigrar
(rekken)
alargar
(bestemmen)
destinar
🔗 Als beginner moet u ongeveer een half uur tot één uur voor iedere training uittrekken.
(afdoen; afleggen; afzetten; uitdoen; uitkrijgen)
quitar
;
sacar
🔗 Hij trok zijn jas uit en legde die over een stoel.
(ontlokken; tappen; trekken; eruit trekken)
arrancar
🔗 Toen zij eenmaal de kamer uit waren, sloegen ze haar bijna bewusteloos en trokken ze enkele van haar nagels uit.
(afgaan; heengaan; ervandoor gaan; weggaan; zich verwijderen; opstappen)
ausentarse
;
irse
🔗 De volgende morgen vertrok Robert.
(begunstigen; bevoordelen; gunstig gezind zijn)
favorecer
preferir
(slepen)
arrastrar
;
atoar
;
remolcar