Sinónimos: bewegen, zich bewegen, zich verroeren, trekken
Categoría gramatical | verbo reflexivo |
---|
Conjugación
Modo indicativo |
---|
Presente | Pasado |
---|
(ik) beweeg mij voort | (ik) bewoog mij voort |
(jij) beweegt je voort | (jij) bewoog je voort |
(hij) beweegt zich voort | (hij) bewoog zich voort |
(wij) bewegen ons voort | (wij) bewogen ons voort |
(jullie) bewegen ons voort | (jullie) bewogen ons voort |
(gij) beweegt u voort | (gij) bewoogt u voort |
(zij) bewegen zich voort | (zij) bewogen zich voort |
Modo subjuntivo |
---|
Presente | Pasado |
---|
(dat ik) mij voortbewege | (dat ik) mij voortbewoge |
(dat jij) je voortbewege | (dat jij) je voortbewoge |
(dat hij) zich voortbewege | (dat hij) zich voortbewoge |
(dat wij) ons voortbewegen | (dat wij) ons voortbewogen |
(dat jullie) ons voortbewegen | (dat jullie) ons voortbewogen |
(dat gij) u voortbeweget | (dat gij) u voortbewoget |
(dat zij) zich voortbewegen | (dat zij) zich voortbewogen |
Modo imperativo |
---|
Singular/Plural | Plural |
---|
beweeg je voort | beweegt je voort |
Participio presente |
---|
zich voortbewegend, zich voortbewegende |
Zoals zij zich over het terrein voortbewogen, leken ze precies een troep gigantische konijnen.
Heer Bommel bewoog zich tastend tussen de stammen voort.
Maar hoe stil hij zich ook voortbewoog, de scherpe oren van de barbaar waarschuwden hem.