Información sobre la palabra bekoren (neerlandés → Esperanto: allogi)

Sinónimos: aanlokken, aantrekken, toelachen, trekken, verlekkeren

Categoría gramaticalverbo
Pronunciación/bəˈkoːrə(n)/
Separaciónbe·ko·ren

Conjugación

Modo indicativo
PresentePasado
(ik) bekoor(ik) bekoorde
(jij) bekoort(jij) bekoorde
(hij) bekoort(hij) bekoorde
(wij) bekoren(wij) bekoorden
(jullie) bekoren(jullie) bekoorden
(gij) bekoort(gij) bekoordet
(zij) bekoren(zij) bekoorden
Modo subjuntivo
PresentePasado
(dat ik) bekore(dat ik) bekoorde
(dat jij) bekore(dat jij) bekoorde
(dat hij) bekore(dat hij) bekoorde
(dat wij) bekoren(dat wij) bekoorden
(dat jullie) bekoren(dat jullie) bekoorden
(dat gij) bekoret(dat gij) bekoordet
(dat zij) bekoren(dat zij) bekoorden
Modo imperativo
Singular/PluralPlural
bekoorbekoort
Participios
Participio presenteParticipio pasado
bekorend, bekorende(hebben) bekoord

Traducciones

catalánatreure; cautivar; seduir
españolatraer; cautivar; seducir
esperantoallogi
francésallécher; appâter; solliciter
frisón occidentalferlokje
húngarocsábít
inglésattract; draw; appeal; allure; beckon; beguile
italianoattrarre
papiamentoatraé
rumanoatrage
tailandésต่อ