Diccionario neerlandés–español

Traducción española de la palabra neerlandesa rijden

neerlandés → español
  
neerlandésespañol (traducido indirectamente)esperanto
cabalgar
;
montar
🔗 Langzaam reden wij langs het water verder.
(gaan; karren)
ir
;
ir en vehículo
🔗 Ik zou niet graag in dat oude wagentje rijden dat u daar hebt!
(chaufferen; vervoeren)
conducir
;
dirigir
🔗 Daarna kan ik jou naar het vliegveld rijden.
patinar
🔗 De volgende morgen immers zou er een tocht worden gereden van Haarlem naar Hoorn en van Hoorn weer terug naar Haarlem, samen een goede 120 km.
conducción
atropellar
alveturi
(wegrijden)
salir
cabalgar
;
montar
🔗 Wie berijdt het paard?
entrar
🔗 Een vrachtwagen is dinsdag een huis binnengereden in de Belgische provincie West‐Vlaanderen.
dar un rodeo
🔗 Volgens de ANWB rijdt 63 procent van de Nederlanders een stukje om voor goedkopere brandstof.
(stalknecht)
botones
;
caballerizo
🔗 Een van de rijknechten kan hem ook wel zoeken.
(rit)
trayecto
(equipage; koets)
berlina
;
calesa
🔗 Ik deelde een rijtuig met de redacteur.
(wagon; spoorwagon);
vagón
🔗 Ik zal u een compartiment laten geven in het rijtuig dat wij in Belgrado hebben aangekoppeld.
arroyo
;
calzada
apearse
;
salir
elveturi
🔗 Zij zullen bij het uitbreken van de dag met mij uitrijden.
(inhalen; passeren; voorbijvaren)
adelantar
🔗 De wagen reed voorbij.
atropellar
alveturi
(afrijden)
salir
🔗 Daarna ging hij in zijn auto zitten en reed weg.