Información sobre la palabra berijden (neerlandés → Esperanto: surrajdi)

Categoría gramaticalverbo
Pronunciación/bəˈrɛi̯də(n)/, /bəˈrɛi̯jə(n)/
Separaciónbe·rij·den

Conjugación

Modo indicativo
PresentePasado
(ik) berij, berijd(ik) bereed
(jij) berijdt(jij) bereed
(hij) berijdt(hij) bereed
(wij) berijden(wij) bereden
(jullie) berijden(jullie) bereden
(gij) berijdt(gij) bereedt
(zij) berijden(zij) bereden
Modo subjuntivo
PresentePasado
(dat ik) berijde(dat ik) berede
(dat jij) berijde(dat jij) berede
(dat hij) berijde(dat hij) berede
(dat wij) berijden(dat wij) bereden
(dat jullie) berijden(dat jullie) bereden
(dat gij) berijdet(dat gij) beredet
(dat zij) berijden(dat zij) bereden
Modo imperativo
Singular/PluralPlural
berij, berijdberijdt
Participios
Participio presenteParticipio pasado
berijdend, berijdende(hebben) bereden

Muestras de uso

Onze ezels worden bereden vanaf hun 4e levensjaar.
Wie berijdt het paard?
Het paard heb ik wel, maar ik ben te oud om het zelf te berijden.

Traducciones

albanéskaluar
españolcabalgar; montar
esperantosurrajdi
inglésride