Información sobre la palabra uitrijden (neerlandés → Esperanto: elveturi)

Categoría gramaticalverbo
Pronunciación/ˈœy̯trɛi̯də(n)/
Separaciónuit·rij·den

Conjugación

Modo indicativo
PresentePasado
(ik) rij uit, rijd uit(ik) reed uit
(jij) rijdt uit(jij) reed uit
(hij) rijdt uit(hij) reed uit
(wij) rijden uit(wij) redeen uit
(jullie) rijden uit(jullie) redeen uit
(gij) rijdt uit(gij) reedt uit
(zij) rijden uit(zij) redeen uit
Modo subjuntivo
PresentePasado
(dat ik) uitrijde(dat ik) uitrede
(dat jij) uitrijde(dat jij) uitrede
(dat hij) uitrijde(dat hij) uitrede
(dat wij) uitrijden(dat wij) uitreden
(dat jullie) uitrijden(dat jullie) uitreden
(dat gij) uitrijdet(dat gij) uitredet
(dat zij) uitrijden(dat zij) uitreden
Modo imperativo
Singular/PluralPlural
rij uit, rijd uitrijdt uit
Participios
Participio presenteParticipio pasado
uitrijdend, uitrijdende(zijn) uitgereden

Muestras de uso

Zij zullen bij het uitbreken van de dag met mij uitrijden.

Traducciones

españolapearse; salir
esperantoelveturi