English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word make out

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(find; notice; perceive; discern); ; ; ;
🔗 In the dark he could not make out much, but more than he really wanted to see.
(bear down); ;
(form);
(cause; get; have; bring); ;
🔗 Make them think I’m dangerous.
(fabricate; manufacture; concoct)
🔗 About 15 billion condoms are made every year and used by about 750 million people.
;
(render)
(accrue)

EnglishDutch
make out aantonen; begrijpen; beweren; bewijzen; erachter komen; onderscheiden; ontdekken; opbrengen; opmaken; rondkomen; rotzooien; uitschrijven; verklaren; voorgeven; vozen; zich redden
make aanbrengen; aanleggen; aanmaken; afleggen; afsluiten; begaan; beramen; bereiken; bijzetten; binden; binnenvaren; brengen; doen; doen verrichten; fabricaat; fabrieken; fatsoen; halen; houden; in zicht krijgen; indienen; inwinnen; knopen; laten; leveren; lijden; maaksel; makelij; maken; merk; nemen; opmaken; scheppen; schudden; sluiten; stellen; treffen; trekken; verdienen; verrichten; versieren; vervaardigen; verwerken; vlechten; voeren; vormen; zetten; zich begeven