English–Dutch dictionary
Dutch translation of the English word free pass
English | Dutch (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
(at large) | ; | |
(unoccupied; vacant) | ; ; | |
(gratis) | ; ; | |
🔗 Another good reason for using Perl is that it’s free. | ||
(for nothing; gratis; free of charge) | ||
🔗 Buy 4 videos and get 1 free! | ||
(release; liberate; turn loose) | ; ; | |
(above‐board; communicative; outspoken) | malkaŝema | |
(unchain) | ||
(liberate) | ||
🔗 If the slave killed the three dogs loosed at him, he was freed. | ||
(overhaul; overtake) | ||
; | ||
(pass by; pass through; blow over) | ||
🔗 Five minutes passed. | ||
(spend; get through) | ||
(pass by; bypass; overshoot; overtake) | ; ; ; ; | |
(overhaul; overtake; go past) | ; ; ; | |
(convey; hand; hand over; assign; deliver; transmit; transfer; turn over) | ; ; ; ; | |
(ID) | ; | |
; | ||
(cross; cover) | ||
(go through) | ; | |
trapasigi | ||
(promulgate) | ||
🔗 Estonia’s parliament passed on Tuesday a law legalizing same‐sex marriage, becoming the first ex‐Soviet country to do so. |
English | Dutch |
---|---|
free pass | ⇆ vrijkaartje |
free | ⇆ bevrijden; ⇆ franco; ⇆ gratis; ⇆ in vrijheid; ⇆ in vrijheid stellen; ⇆ kosteloos; ⇆ los; ⇆ onbelemmerd; ⇆ onbesproken; ⇆ onbezet; ⇆ ongedwongen; ⇆ ongegeneerd; ⇆ ontslaan; ⇆ open; ⇆ portvrij; ⇆ royaal; ⇆ ten kostelozen titel; ⇆ verlossen; ⇆ voor noppes; ⇆ vrij; ⇆ vrij van dienst; ⇆ vrijgeven; ⇆ vrijgevig; ⇆ vrijlaten; ⇆ vrijmaken; ⇆ vrijmoedig; ⇆ vrijpostig; ⇆ vrijwillig |
pass | ⇆ aangenomen worden; ⇆ aangeven; ⇆ aannemen; ⇆ aanreiken; ⇆ aanspelen; ⇆ afspelen; ⇆ bergpas; ⇆ doorbrengen; ⇆ doorgaan; ⇆ doorgang; ⇆ doorgeven; ⇆ doorlaten; ⇆ dóórvaren; ⇆ een pass geven; ⇆ erdoor komen; ⇆ erdoor laten; ⇆ ermee door kunnen; ⇆ gang; ⇆ geven; ⇆ gewisseld worden; ⇆ goedkeuren; ⇆ halen; ⇆ handbeweging; ⇆ heengaan; ⇆ inhalen; ⇆ langsgaan; ⇆ laten passeren; ⇆ met goed gevolg afleggen; ⇆ omgaan; ⇆ overgaan; ⇆ overgeven; ⇆ overreiken; ⇆ overslaan; ⇆ oversteken; ⇆ pas; ⇆ pasje; ⇆ pass; ⇆ passen; ⇆ passeren; ⇆ permissiebiljet; ⇆ perskaart; ⇆ reispas; ⇆ slaan; ⇆ slagen; ⇆ slagen voor; ⇆ slijten; ⇆ stand van zaken; ⇆ stemmen; ⇆ strijken met; ⇆ te boven gaan; ⇆ toegangsbewijs; ⇆ toelaten; ⇆ toestand; ⇆ uitgeven; ⇆ uitspreken; ⇆ uitval; ⇆ vellen; ⇆ vererven; ⇆ verlofpas; ⇆ verlopen; ⇆ voor zijn examen slagen; ⇆ voorbijgaan; ⇆ voorbijkomen; ⇆ voorbijlopen; ⇆ voorbijrijden; ⇆ voorbijtrekken; ⇆ voorbijvaren; ⇆ voortschrijden; ⇆ voorvallen; ⇆ vrijbiljet; ⇆ óvertrekken |