Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word loontrekker

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(beloning; vergelding);
recompense
🔗 En hij was niet boos over het feit dat een ander zich het loon toeëigende dat hem toekwam.
(bezoldiging; gage; salaris; traktement; verdienste); ;
wages
;
🔗 Puiras nam zijn loon aan en ging zijns weegs.
(aanhalen; aantrekken);
altiri
🔗 Maar het was het etiket dat Poirots aandacht trok.
(aanlokken; aantrekken);
(aftekenen; beschrijven; tekenen; uittekenen)
(tappen; uittrekken); ;
🔗 De officier trok zijn pistool en vuurde.
(slepen)
haul
;
tow
infuziĝi
(buigen; kromtrekken); ;
streki
(halen);
haul
; ;
tug
; ;
tow
;
🔗 Als je aan dit touw trekt, halen we je weer naar boven.
trati
(aftrekken; laten trekken; zetten);
🔗 „Het bespaart me in de voeding”, placht zij te zeggen wanneer ze er een voedzaam soepje van trok.
suĉi
🔗 Hij trok aan zijn sigaar.
(migreren)
(bewegen; zich bewegen; zich verroeren; zich voortbewegen)

DutchEnglish
loontrekker wage earner; wageworker
loon earnings; hire; meed; pay; payment; recompense; reward; wages; wage; salary; screw
trekken attract; backpack; bob; brace; derive; draught; draw; drawing; educe; extract; flit; force; haul; hike; lug; make; migrate; move; permeate; pluck; pull; receipt; trek; tug; tweak; twitch; rule; strain; traction; go; march; warp; become warped; puff; wank off; jerk off; take out; tow; twist