Dutch–English dictionary
English translation of the Dutch word bezorgd
Dutch | English (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
(ongerust) | ; ; ; turbulently | |
🔗 Cugel keek bezorgd achterom. | ||
(bekommerd; ongerust; zorgelijk) | ||
🔗 „Zij zullen je vermoorden”, zei ik bezorgd. | ||
(bekommerd; ongerust; zorgelijk) | ||
(bang; beducht; onrustig; ongerust) | ; | |
🔗 Met een bezorgde blik in zijn ogen keek Cook naar hem op. | ||
bezorgd zijn om | fear for | |
zich bezorgd maken | maltrankviliĝi | |
(brengen) | ; ; fetch and carry ; retrieve | |
🔗 U stopt hier om een pakket te bezorgen. | ||
(aanrichten; berokkenen; teweegbrengen; veroorzaken; ten gevolge hebben; zorgen voor) | ||
serene ; untroubled ; ; ; ; ; ; unruffled | ||
(zorgeloos; onbekommerd) | ; cavalier ; dismissive ; off‐hand ; careless |
Dutch | English |
---|---|
bezorgd | ⇆ anxious; ⇆ apprehensive; ⇆ concerned; ⇆ preoccupied; ⇆ solicitous; ⇆ uneasy |
bezorgd om | ⇆ solicitous about; ⇆ solicitous concerning; ⇆ solicitous for |
bezorgd omtrent | ⇆ solicitous about; ⇆ solicitous for; ⇆ solicitous concerning |
bezorgd voor | ⇆ anxious about; ⇆ uneasy about; ⇆ concerned about; ⇆ solicitous about; ⇆ solicitous for |
bezorgd zijn om | ⇆ care about; ⇆ fear for |
het bezorgd krijgen | ⇆ have it delivered |
zich bezorgd maken | ⇆ worry |
zich bezorgd maken over | ⇆ worry about |
bezorgen | ⇆ deliver; ⇆ distribute; ⇆ earn; ⇆ get; ⇆ give; ⇆ procure; ⇆ provide; ⇆ settle; ⇆ take; ⇆ find; ⇆ gain; ⇆ win; ⇆ cause |
onbezorgd | ⇆ carefree; ⇆ free from care; ⇆ unconcerned; ⇆ undelivered; ⇆ unconcernedly |