Diccionario neerlandés–español

Traducción española de la palabra neerlandesa scheiden

neerlandés → español
  
neerlandésespañol (traducido indirectamente)esperanto
(afscheiden; afzonderen; schiften)
apartar
;
dispersar
;
segregar
;
separar
(afzonderlijk; apart; vaneen)
aparte
;
por separado
decorar
(onderkennen; onderscheid maken)
distinguir
scheidbaar
separable
disigebla
scheidsgerecht
(arbitrage)
arbitraje
(aflaten; ophouden; stoppen; uitscheiden met; afbreken)
cesar
(heengaan; ontslapen; overlijden; sterven; het tijdelijke voor het eeuwige verwisselen)
verscheiden
(dood; heengaan; overlijden; sterfgeval; ontslapen)