Nederlands–Engels woordenboek
Engelse vertaling van het Nederlandse woord voorbij
Nederlands | Engels (indirect vertaald) | Esperanto |
---|---|---|
(afgelopen; verleden; vervlogen; over; achter de rug) | ; | |
🔗 Die tijd is echter voorbij. | ||
(verder dan) | ; | pli malproksime ol |
(langs; langs … heen) | ; ; | |
🔗 Ge kunt niet voorbij. | ||
(langsgaan; passeren; voorbijlopen; óvertrekken) | ; pass by | |
(verstrijken; verlopen) | ||
🔗 De nacht ging voorbij. | ||
(langsgaan; passeren; voorbijgaan; óvertrekken) | ; pass by | |
🔗 Ik zou hem op straat zo voorbijlopen. | ||
outrun ; outstrip | ||
(inhalen; passeren; voorbijvaren) | ||
🔗 De wagen reed voorbij. | ||
(overtreffen) | ||
(inhalen; passeren; voorbijrijden) | ||
pasegi |
Nederlands | Engels |
---|---|
voorbij | ⇆ beyond; ⇆ by; ⇆ bygone; ⇆ done; ⇆ gone; ⇆ over; ⇆ past |
voorbij zijn | ⇆ be at an end; ⇆ be over now |
voorbijdrijven | ⇆ float past; ⇆ float past by; ⇆ drive past |
voorbijgaan | ⇆ slip by; ⇆ cut along; ⇆ die; ⇆ elapse; ⇆ go by; ⇆ go on; ⇆ leave out; ⇆ overpass; ⇆ pass; ⇆ pass away; ⇆ pass off; ⇆ pass over; ⇆ roll by; ⇆ run on; ⇆ wear; ⇆ wear away; ⇆ wear on; ⇆ pass by |
voorbijkomen | ⇆ come by; ⇆ pass; ⇆ pass by |
voorbijlaten | ⇆ let pass |
voorbijlopen | ⇆ pass; ⇆ pass by |
voorbijmarcheren | ⇆ march past |
voorbijrennen | ⇆ rush past; ⇆ run past |
voorbijrijden | ⇆ outride; ⇆ ride past; ⇆ drive past; ⇆ pass |
voorbijschieten | ⇆ overshoot; ⇆ shoot ahead of; ⇆ streak; ⇆ dash past |
voorbijsnellen | ⇆ dart past; ⇆ fleet; ⇆ fly; ⇆ rush past; ⇆ pass by in a hurry |
voorbijsnorren | ⇆ whir past; ⇆ whizz by |
voorbijstreven | ⇆ defeat; ⇆ get ahead of; ⇆ outpace; ⇆ outrun; ⇆ outstrip; ⇆ outvie |
voorbijtrekken | ⇆ parade; ⇆ pass; ⇆ pass over; ⇆ march past |
voorbijvaren | ⇆ outsail; ⇆ pass |
voorbijvliegen | ⇆ fly by; ⇆ fly past; ⇆ rush past |
voorbijwandelen | ⇆ walk past |
voorbijzien | ⇆ ignore; ⇆ overlook |