Engels–Nederlands woordenboek
Nederlandse vertaling van het Engelse woord that settles the question
Engels | Nederlands (indirect vertaald) | Esperanto |
---|---|---|
(issue; query; inquiry) | ; | |
🔗 Turjan put his question. | ||
(interrogate) | ||
🔗 Perhaps then you would prefer to question her? | ||
(challenge; contest; dispute; protest; controvert) | ; ; ter discussie stellen | |
🔗 There is no evidence linking these incidents to either the palace or the military government, but they are being seen by dissidents in Thailand as a warning not to question the status of the monarchy. | ||
(challenge; defy; affront) | ; ; ; | |
(doubt) | ; ; ; | |
(interrogate; query; quiz) | ||
(ask; inquire; demand) | ||
🔗 “Who are you?” he questioned. | ||
(doubt) | ; | |
🔗 On Wednesday, Giuliani criticized Daniels over her profession, and questioned her credibility and reputation. | ||
(thing; matter; case; issue) | ||
🔗 He apparently expected NATO would be divided on the question of helping a non‐member. | ||
(conclude; dispatch; expedite; finish) | ; ; | |
(compose; conclude; dispatch) | ; | findecidi |
(square up; discharge) | ||
(decide; choose; determine; resolve; adjudicate) | ; | |
(determine; fix; decide; set) | ||
(regulate; regularize; adjust) | ; | reguligi |
settle (resolve; unriddle; unravel; dissolve) | ||
residiĝi | ||
settle | ||
(colonize) |
Engels | Nederlands |
---|---|
that settles the question | ⇆ dat is afdoende |
question | ⇆ aanvechten; ⇆ betwijfelen; ⇆ betwisten; ⇆ in discussie brengen; ⇆ in twijfel trekken; ⇆ interpellatie; ⇆ kwestie; ⇆ ondervragen; ⇆ onderzoeken; ⇆ sprake; ⇆ ter discussie stellen; ⇆ twijfel; ⇆ uitvragen; ⇆ vraag; ⇆ vraagstuk; ⇆ vragen |
settle | ⇆ <zitbank met hoge leuning>; ⇆ aanzuiveren; ⇆ afdoen; ⇆ afhandelen; ⇆ afmaken; ⇆ afrekenen; ⇆ afwikkelen; ⇆ bedaren; ⇆ beklinken; ⇆ beslechten; ⇆ besluiten; ⇆ betalen; ⇆ bezinken; ⇆ bezorgen; ⇆ bijleggen; ⇆ doen bezinken; ⇆ een regeling treffen; ⇆ gaan zitten; ⇆ in orde brengen; ⇆ inklinken; ⇆ installeren; ⇆ klaren; ⇆ koloniseren; ⇆ neerdalen; ⇆ oplossen; ⇆ regelen; ⇆ schikken; ⇆ tot bedaren brengen; ⇆ tot bedaren komen; ⇆ uit de wereld helpen; ⇆ uitmaken; ⇆ vast worden; ⇆ vaststellen; ⇆ vastzetten; ⇆ vereffenen; ⇆ verevenen; ⇆ verrekenen; ⇆ verzakken; ⇆ vestigen; ⇆ zakken; ⇆ zich installeren; ⇆ zich metterwoon vestigen; ⇆ zich neerzetten; ⇆ zich vestigen; ⇆ zich zetten; ⇆ zijn bekomst geven; ⇆ zijn vet geven |