Engels–Nederlands woordenboek
Nederlandse vertaling van het Engelse woord get
Engels | Nederlands (indirect vertaald) | Esperanto |
---|---|---|
(acquire; obtain; gain; secure; impetrate) | ||
(arrive; end up) | ; ; | |
🔗 But how did they get here? | ||
(attain; reach; arrive at; gain) | ||
; ; | ||
🔗 They expected to get Kyiv in two days and then have a parade here. | ||
(procure; obtain) | havigi al si | |
(cause; make; have; bring) | ||
(fetch; pick up; bring) | ||
(become; grow; arise) | ; | |
🔗 They just get worse. | ||
(lay hold of; pick up; take) | ; ; | |
🔗 I have to get you to Nynaeve. | ||
(procure) | provizi sin per | |
(have; receive; catch) | ; | |
🔗 If what Putin wanted was attention, he got that. | ||
(send for; bring; fetch) | ; | |
🔗 Shall I get a doctor? | ||
(lead) | ; ; | |
(arise; commence; materialize; start; come into being) | ; | |
(provide; deliver; supply; procure) | ; ; ; | |
🔗 Where did you get those clothes? | ||
(happen) | ||
; | ||
get about (be about; circulate) | ; ; ; | |
get about (circulate; move about) | ; in omloop brengen ; laten circuleren ; laten rondgaan ; | |
get across (communicate; report; impart; put across) | ; ; ; | |
get along (come to an agreement; agree; come into accord; reach an accord; make terms) | ; het eens worden ; ; ; tot een overeenkomst komen ; ; | |
get along (fit together; harmonize; accord; match) | ; ; | |
(escape; flee) | ; | |
🔗 Do you really want to get away, sheepherder? | ||
🔗 And each time he got away with murder, we met a new Putin—more brutal at home and more audacious abroad. | ||
eskapi ĝin senpune | ||
🔗 It began a decade and a half ago when Russia invaded Georgia and got away with it. | ||
get back | ||
get by with | ||
get dressed (dress) | vestiĝi | |
(dress; dress oneself) | ||
🔗 All right, get dressed, men. | ||
get drunk | ||
get going (get off the ground) | komencetiĝi | |
get in (get into a car) | ||
get lost (be lost) | ; | perdiĝi |
get married (be married; marry; wed; become a wife) | ||
get married (be married; marry; wed; become a husband) | ||
get married (be married; marry; wed) | ||
get off (descend; go down; alight) | komen … af | |
get off the ground (get going) | komencetiĝi | |
(continue; proceed with; maintain; sustain; resume) | ; ; verder gaan met ; ; ; ; ; | |
🔗 Hastily he got on with what was needed. | ||
get out of hand | uit de hand lopen | eksterkontroliĝi |
get over | troost vinden in | konsoliĝi pri |
get ready | pretiĝi | |
get the bag (quit; resign; back out; step down; get the boot; get the bounce; get the mitten; get the push; get the sack) | ||
get the better of (exceed; surpass; beat; defeat; excel; outclass; outscore; outshine; get the best of; cap; outmatch) | ; ; ; ; ; ; te boven komen ; ; | |
get the better of (defeat; win over; beat; overcome; surmount; vanquish) | ; ; | |
get the better of (beguile; outwit) | te slim af zijn | superruzi |
get the boot (quit; resign; back out; step down; get the bag; get the bounce; get the mitten; get the push; get the sack) | ||
get the bounce (quit; resign; back out; step down; get the bag; get the boot; get the mitten; get the push; get the sack) | ||
get the mitten (quit; resign; back out; step down; get the bag; get the boot; get the bounce; get the push; get the sack) | ||
get the sack (quit; resign; back out; step down; get the bag; get the boot; get the bounce; get the mitten; get the push) | ||
(pass; spend) | ; ; | |
🔗 There is still a sliver of a chance that she can get her deal through next week. | ||
(rise; stand; stand up suddenly; get on one’s feet; arise; rise to one’s feet) | ekstari | |
(rise) | ||
(come up) | ||
🔗 He had gotten it up in time after all. | ||
get used to (accustom oneself to) | vertrouwd raken met ; zich gewennen aan | |
(have) | ||
🔗 Have you got the manual? | ||
(have) | ||
🔗 What have we got? |
Engels | Nederlands |
---|---|
get | ⇆ aanboren; ⇆ aanschaffen; ⇆ begrijpen; ⇆ bekomen; ⇆ betrekken; ⇆ bezorgen; ⇆ ertoe krijgen; ⇆ geraken; ⇆ halen; ⇆ hebben; ⇆ in bezit krijgen; ⇆ in zijn macht krijgen; ⇆ komen; ⇆ krijgen; ⇆ laten; ⇆ nemen; ⇆ opdoen; ⇆ pakken; ⇆ raken; ⇆ snappen; ⇆ te pakken krijgen; ⇆ vatten; ⇆ verdienen; ⇆ verkrijgen; ⇆ worden; ⇆ zich aanschaffen |
be getting on somebody’s nerves | ⇆ op iemands zenuwen werken |
don’t let it get about | ⇆ vertel het niet verder |
don’t let it get you down | ⇆ trek het je niet aan |
get about | ⇆ bekend worden |
get above oneself | ⇆ verwaand worden |
get abroad | ⇆ bekend worden; ⇆ ruchbaar worden |
get across | ⇆ goed overkomen; ⇆ ontduiken; ⇆ oversteken; ⇆ óverkomen |
get along! | ⇆ ga nou door!; ⇆ schiet toch op! |
get along | ⇆ het maken; ⇆ opschieten; ⇆ opstappen; ⇆ rondkomen; ⇆ voortkomen; ⇆ vooruitgaan; ⇆ zich redden |
get along with it | ⇆ het klaarspelen |
get along with you! | ⇆ ga nou door!; ⇆ loop heen!; ⇆ schiet toch op! |
get around | ⇆ omkomen |
get at | ⇆ aanboren; ⇆ bereiken; ⇆ komen aan; ⇆ komen bij; ⇆ te pakken krijgen |
get at somebody | ⇆ iemand dwars zitten |
get away | ⇆ ontkomen; ⇆ wegkomen; ⇆ wegkrijgen |
get away! | ⇆ berg je!; ⇆ scheer je weg! |
get away from | ⇆ afraken van; ⇆ ontkomen aan |
get away from it all | ⇆ er eens helemaal uit gaan; ⇆ er helemaal uit gaan |
get away from the subject | ⇆ van het onderwerp afdwalen |
get away with | ⇆ wegkomen met |
get away with it | ⇆ ermee aan de haal gaan; ⇆ ermee wegkomen; ⇆ het gedaan krijgen; ⇆ het klaarspelen |
get back | ⇆ herkrijgen; ⇆ terugbekomen; ⇆ teruggaan; ⇆ terugkomen; ⇆ terugkrijgen |
get back at somebody | ⇆ het iemand betaald zetten |
get beaten | ⇆ slaag krijgen; ⇆ verslagen worden |
get by | ⇆ het klaren; ⇆ het versieren; ⇆ passeren; ⇆ uit de voeten kunnen |
get by with | ⇆ uitkomen met |
get down | ⇆ afstappen; ⇆ binnenkrijgen; ⇆ erin stampen; ⇆ eronder krijgen; ⇆ inkrijgen; ⇆ naar beneden gaan; ⇆ naar beneden krijgen; ⇆ naar binnen krijgen; ⇆ op de zenuwen werken; ⇆ opschrijven; ⇆ terneerdrukken; ⇆ uit het hoofd leren; ⇆ uitstappen |
get down to | ⇆ aanpakken; ⇆ beginnen aan; ⇆ overgaan tot |
get down to brass tacks | ⇆ spijkers met koppen slaan |
get dressed | ⇆ zich aankleden |
get drunk | ⇆ zich bedrinken |
get going | ⇆ aan de gang gaan; ⇆ aan de slag gaan; ⇆ beginnen; ⇆ in beweging krijgen; ⇆ op gang brengen; ⇆ op gang komen; ⇆ op gang krijgen |
get hold of | ⇆ aanpakken; ⇆ aantasten; ⇆ beetpakken; ⇆ grijpen; ⇆ krijgen; ⇆ machtig worden; ⇆ opdoen; ⇆ oppakken; ⇆ pakken; ⇆ te pakken krijgen |
get home | ⇆ thuiskomen; ⇆ thuiskrijgen |
get in | ⇆ aankomen; ⇆ binnenhalen; ⇆ binnenkomen; ⇆ binnenkrijgen; ⇆ erin krijgen; ⇆ ertussen krijgen; ⇆ gekozen worden; ⇆ inkrijgen; ⇆ innen; ⇆ instappen; ⇆ plaatsen |
get in on | ⇆ meedoen aan |
get into | ⇆ aankrijgen; ⇆ binnenkomen; ⇆ gaan doen aan; ⇆ komen in; ⇆ krijgen in; ⇆ raken in; ⇆ stappen in; ⇆ toegelaten worden tot; ⇆ zich toegang verschaffen tot |
get into one’s clothes | ⇆ zich aankleden; ⇆ zijn kleren aantrekken |
get in with | ⇆ intiem worden met |
get it | ⇆ ervan langs krijgen; ⇆ voor de bijl gaan |
get it hot | ⇆ ervan langs krijgen |
get it out of somebody | ⇆ het uit iemand krijgen |
get lost! | ⇆ donder op!; ⇆ maak dat je wegkomt! |
get lost | ⇆ de weg kwijtraken; ⇆ in het ongerede raken; ⇆ ophoepelen; ⇆ oprotten; ⇆ teloorgaan; ⇆ verdwalen; ⇆ verloren gaan; ⇆ weggaan |
get low | ⇆ opraken |
get married | ⇆ trouwen |
get off | ⇆ afkrijgen; ⇆ afraken van; ⇆ afstappen; ⇆ afstijgen; ⇆ afstijgen van; ⇆ in slaap vallen; ⇆ komen … af; ⇆ uit het hoofd leren; ⇆ uitkrijgen; ⇆ uitstappen; ⇆ uittrekken; ⇆ vertrekken; ⇆ verwijderen; ⇆ verzenden; ⇆ vrijkomen; ⇆ vrijlopen; ⇆ weggaan |
get off badly | ⇆ er slecht afkomen |
get off cheap | ⇆ er goedkoop afkomen |
get off cheaply | ⇆ er goedkoop afkomen |
get off lightly | ⇆ er genadig afkomen |
get off on | ⇆ kicken op; ⇆ vallen op |
get off the ground | ⇆ loskomen; ⇆ op gang komen; ⇆ van de grond komen |
get off well | ⇆ er goed afkomen |
get off with … | ⇆ er met … afkomen |
get off with one’s life | ⇆ het er levend afbrengen; ⇆ het vege lijf redden |
get on | ⇆ aankrijgen; ⇆ gaan; ⇆ instappen; ⇆ opschieten; ⇆ uit de voeten kunnen; ⇆ voortkomen; ⇆ vooruitkomen; ⇆ vorderen |
get one’s hand in | ⇆ de slag te pakken krijgen van; ⇆ erin komen |
get one’s own back | ⇆ zich schadeloos stellen; ⇆ zijn gram halen |
get on one’s boots | ⇆ zijn laarzen aankrijgen |
get on with | ⇆ het stellen met; ⇆ overweg kunnen met |
get out! | ⇆ eruit! |
get out of | ⇆ komen uit |
get out of hand | ⇆ niet meer in de hand te houden zijn; ⇆ ongezeglijk worden; ⇆ uit de hand lopen |
get over | ⇆ afdoen; ⇆ afleggen; ⇆ goed overkomen; ⇆ te boven komen; ⇆ zich heenzetten over; ⇆ óverkomen |
get ready | ⇆ gereedmaken; ⇆ in gereedheid brengen; ⇆ klaarkomen; ⇆ klaarkrijgen; ⇆ klaarmaken; ⇆ zich klaarmaken; ⇆ zich opmaken; ⇆ zich prepareren |
get round | ⇆ omzéílen; ⇆ ontduiken; ⇆ ontwijken; ⇆ overhalen |
get round somebody | ⇆ iemand beetnemen; ⇆ iemand inpakken; ⇆ iemand inpalmen |
get round to | ⇆ ertoe komen; ⇆ ertoe komen te |
get something across | ⇆ iets duidelijk maken; ⇆ iets goed doen begrijpen |
get something done | ⇆ iets laten doen |
get something for somebody | ⇆ iemand iets aan de hand doen |
get something into somebody | ⇆ iets bij iemand aan het verstand brengen |
get the bag | ⇆ de bons krijgen |
get the better of | ⇆ de overhand krijgen op; ⇆ de overhand verkrijgen over; ⇆ het winnen van; ⇆ te slim af zijn |
get the boot | ⇆ de bons krijgen; ⇆ eruit getrapt worden; ⇆ zijn congé krijgen |
get the bounce | ⇆ de bons krijgen |
get the mitten | ⇆ de bons krijgen; ⇆ een blauwtje lopen |
get the sack | ⇆ de bons krijgen; ⇆ eruit vliegen; ⇆ zijn congé krijgen |
get the wind up | ⇆ in de rats zitten; ⇆ ’m knijpen |
get through | ⇆ afwerken; ⇆ contact krijgen; ⇆ doorkomen; ⇆ doorkrijgen; ⇆ erdoor komen; ⇆ erdoor krijgen; ⇆ het eraf brengen; ⇆ komen door; ⇆ uitkrijgen; ⇆ verbinding krijgen; ⇆ zich een weg banen door |
get through very well | ⇆ het er goed afbrengen |
get to | ⇆ bereiken; ⇆ ertoe komen; ⇆ ertoe komen om; ⇆ komen bij |
get together | ⇆ bijeenbrengen; ⇆ bijeenkomen; ⇆ bijeenzoeken; ⇆ samenkomen; ⇆ verenigen; ⇆ zich verenigen |
get to hear of something | ⇆ iets te horen krijgen |
get to like it | ⇆ er zin in krijgen |
get to see something | ⇆ iets te zien krijgen |
get undone | ⇆ losgaan; ⇆ losraken |
get up | ⇆ aankleden; ⇆ arrangeren; ⇆ gaan staan; ⇆ in elkaar zetten; ⇆ instappen; ⇆ kleden; ⇆ maken; ⇆ monteren; ⇆ op touw zetten; ⇆ opkomen; ⇆ opmaken; ⇆ opstaan; ⇆ opstappen; ⇆ opsteken; ⇆ uitvoeren |
get up to something | ⇆ iets in zijn schild voeren |
get used to | ⇆ gewoon raken aan; ⇆ wennen aan |
get your hands off! | ⇆ afblijven! |
have got | ⇆ hebben |
have got into it | ⇆ erachter zijn |
have got to | ⇆ moeten |
how are thing getting along? | ⇆ hoe staat het ermee? |
how are you getting on? | ⇆ hoe gaat het met je? |
it doesn’t get anywhere | ⇆ het haalt niets uit |
it doesn’t get you anywhere | ⇆ je bereikt er niets mee |
it gets me | ⇆ het hindert me |
it gets nowhere | ⇆ het haalt niets uit |
it gets you nowhere | ⇆ je bereikt er niets mee; ⇆ je schiet er niets mee op |
let’s get it over | ⇆ laten we zorgen dat we het achter de rug hebben |
let’s get it over with | ⇆ laten we zorgen dat we het achter de rug hebben |
not be able to get about | ⇆ niet kunnen lopen; ⇆ niet uit de voeten kunnen |
not get a word in edgeways | ⇆ er geen woord tussen kunnen krijgen |
tell somebody where to get off | ⇆ het iemand eens goed zeggen |
there is no getting away from it | ⇆ daar kom je niet onderuit; ⇆ dat kun je niet ontkennen |
there is no getting round this | ⇆ daaraan is niet te ontkomen |
what he is getting at | ⇆ wat hij bedoeld |
what’s got into you? | ⇆ wat bezielt jou? |
where does it get you? | ⇆ wat bereik je ermee?; ⇆ wat heb je eraan?; ⇆ wat schiet je ermee op? |
where do you get off telling me what to do! | ⇆ waar haal je het lef vandaan me te vertellen wat ik moet doen! |
getaway | ⇆ ontsnapping |
get‐up | ⇆ aankleding; ⇆ kostuum; ⇆ mise‐en‐scène; ⇆ opmaken; ⇆ uitrusting; ⇆ uitvoering; ⇆ verzorging |
go‐getter | ⇆ doorzetter; ⇆ streber |