English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word turn over

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
turnover
turn over
(turn; upset; capsize; overturn; subvert; up‐end)
; ; ;
turn over
(capsize; overturn)
; ;
(convey; hand; hand over; pass; assign; deliver; transmit; transfer)
🔗 Last week, Alex van der Zwaan, a Dutch lawyer with ties to Gates and Manafort, became the first person to be sentenced in Mueller’s investigation after he admitted to lying to investigators and failing to turn over emails in February.
(diverge)
(aberrate; deviate)
(invert; reverse)
(turn over; upset; capsize; overturn; subvert; up‐end);
torni
(turn around; turn round; revolve; whirl); ;
(revolution; rotation; stroke; swirl; vortex; wriggle; whirl); ; ; ;
zwenking
(fasten; tighten; turn on)
turni plipreme
(turn around; turn back; turn round; recourse; resort; wheel; whirl; apply); ; ; ; ;
🔗 The man turned and went out.
(revolution; stroke); ; ; ;
zwenking
reversi
(change; alter; convert; shift)
(innings);

EnglishDutch
turnover aflossing; <artikel dat overloopt op de volgende pagina>; kentering; mutaties; omkanteling; ommekeer; omslag; omzet; verloop; wisseling
turn over doorbladeren; een omzet hebben van; kantelen; omdraaien; omgooien; omkantelen; omkeren; omslaan; over de kop slaan; overdoen; overdragen; overhoop halen; overleveren; overschakelen; overvallen; uitleveren; uitschudden; zich nog eens omkeren; zich omdraaien; zich omkeren; ómzetten
apple turnover appelflap
turnover rate omzetsnelheid
turn aandraaien; aanleg; aard; afslaan; afwenden; bederven; behoefte; beurt; bocht; dienst; doel; doen draaien; doen gisten; doen keren; doen omkeren; doen schiften; doen wentelen; doen worden; doorslag; draai; draaien; draaien aan; draaiing; dubbelslag; een andere wending geven aan; een keer nemen; gisten; herscheppen; keer; keerpunt; kenteren; kentering; keren; kromming; maken; nummer; omdraai; omdraaien; omgaan; omkeren; omkering; omleggen; ommekeer; ommetje; omslaan; omtrekken; omwenden; omwenteling; op de vlucht drijven; op de vlucht jagen; opendraaien; overzetten; richten; richting; ronddraaien; schiften; schok; slag; soort; sturen; toer; toerbeurt; toertje; veranderen; verleggen; vertalen; verzetten; verzuren; wandelingetje; wegsturen; wenden; wending; winding; wisseling; worden; zich draaien; zich keren; zich omdraaien; zich omkeren; zich omwenden; zich richten; zich wenden; zuur doen worden; zuur worden; zwenking; ómwoelen; ómzetten