English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word let somebody have it

English	Dutch (translated indirectly)	Esperanto
have (have got)	hebben	havi
🔗 Do you have your own furniture?
have (receive; get; catch)	krijgen	ricevi
have (hang onto; hold; retain; keep; maintain)	houden	teni
have (cause; get; make; bring)	laten	igi
🔗 Have the prisoners come ashore.
have	hebben	havi
🔗 She had no shoes on her feet.
have	hebben	havi
🔗 She had long hair, but she wanted to cut it short.
have (have got)	hebben	havi
🔗 No, not all of them have English names.
have	hebben	havi
🔗 We have powerful friends.
have	hebben	havi
🔗 I have nothing against Islam or any faith for that matter.
let (allow; leave; release)	laten	lasi
let (rent out; rent; hire)	verhuren	luigi
let (enable; permit; allow; make possible)	in staat stellen ; mogelijk maken	ebligi
let (allow; permit)	toelaten	permesi
let	laten	lasi
🔗 Too many here have refused to let me help at all.
let	toelaten ; laten	lasi

English	Dutch
let somebody have it	⇆ iemand de volle laag geven; ⇆ iemand ervan langs geven; ⇆ iemand op zijn kop geven
have	⇆ beetnemen; ⇆ bezitten; ⇆ drinken; ⇆ gebruiken; ⇆ hebben; ⇆ houden; ⇆ in het bezit zijn van; ⇆ kennen; ⇆ krijgen; ⇆ laten; ⇆ nemen; ⇆ te pakken hebben
let	⇆ aanbrengen; ⇆ laten; ⇆ let; ⇆ toelaten; ⇆ verhuren; ⇆ verhuring