Diccionario neerlandés–español
Traducción española de la palabra neerlandesa stijgen
neerlandés | español (traducido indirectamente) | esperanto |
---|---|---|
(opgaan; oprijzen; opstijgen; rijzen; wassen; zich verheffen; de hoogte in gaan) | ||
(bestijgen; klimmen; naar boven gaan; opgaan; opstijgen; rijzen; omhooggaan) | ascender ; ascender a ; ascender al ; montar ; ; subir a | |
ascender ; subir | ||
(klimmen; naar boven gaan; opgaan; opstijgen; stijgen; omhooggaan) | ascender ; ascender a ; ascender al ; montar ; ; subir a | |
subir planeado | sori | |
(opgaan; oprijzen; rijzen; stijgen; wassen; zich verheffen; de hoogte in gaan) | ||
(bestijgen; klimmen; naar boven gaan; opgaan; rijzen; stijgen; omhooggaan) | ascender ; ascender a ; ascender al ; montar ; ; subir a | |
(overtreffen; te boven gaan) | aventajar ; superar | |
estribo | ||
(uitstappen) | salir |