Diccionario neerlandés–español
Traducción española de la palabra neerlandesa jagen
neerlandés | español (traducido indirectamente) | esperanto |
---|---|---|
(jacht maken op; jagen op) | cazar | |
🔗 Onderweg jaagde hij. | ||
(ijlen; snellen; stuiven) | apresurarse | |
🔗 Een koude wind joeg van de besneeuwde toppen door hun kleren heen. | ||
(jacht maken op; jagen; jagen op) | cazar | |
🔗 Secundaire schade ontstaat als dieren die emelten bejagen, zoals vogels en mollen, bij de jacht op emelten het gazon omploegen. | ||
inquieto | ||
yate | ||
🔗 Waar ligt dat jacht toch? | ||
(nastreven) | aspirar ; desear | |
(achtervolgen; nazetten; nazitten; achternazitten; achternazetten; aanzitten achter) | acosar ; perseguir | |
🔗 Mijn mensen zullen ze een voor een najagen en in stukken hakken. | ||
(uitdrijven) | expulsar | elpeli |
(afschrikken) | acobardar ; espantar | fortimigi |