Nederlands–Engels woordenboek

Engelse vertaling van het Nederlandse woord samen

Nederlands → Engels
  
NederlandsEngels (indirect vertaald)Esperanto
(tezamen)
jointly
;
🔗 Die mensen doen werkelijk alles samen.
(aaneen; bijeen; tezamen; bij elkaar; saam; gezamenlijk)
🔗 Wie had Charles en Allen ooit samen gezien?
🔗 Hij ging weg en ik was alleen samen met Lander in de kamer.
(in gezelschap van)
🔗 Maar veel moslims vinden christenen onrein en daarom willen ze niet samen met hen in een dorp of wijk wonen.
(collectief; gemeenschappelijk)
collective
;
joint
(gemeenschappelijk)
joint
;
concerted
🔗 Het schijnt dat we een gezamenlijke kennis hebben op Tassadero.
(collectief)
collectively
kolektive
🔗 We houden gezamenlijk stand.
(aaneen; bijeen; samen; tezamen; bij elkaar; saam);
jointly
(verbinden);
(bijeenbrengen); ;
assemble
;
combine
; ;
join together
;
associate
asociiĝi
(samenknijpen; samennijpen)
compress
;
constrict
kunpremi
(accorderen; het eens zijn; overeenstemmen)
samenklank
(overeenstemming)
;
tuning
;
attunement
samenklank
(harmonie)
harmony
(harmoniëren)
harmonize
aglomeriĝi
samenklonteren
(agglomeratie; agglomereren; samenklontering)
samenklonteren
(agglomeratie; agglomereren; samenklontering)
(samendrukken; samennijpen); ;
compress
;
constrict
; ;
squeeze
kunpremi
(bijeenkomen; vergaderen)
assemble
; ; ;
convene
🔗 Maar laat ik u eerst vertellen waarom wij hier samengekomen zijn.
(samenlopen)
converge
(samenscholen)
assemble
huddle
;
cohabit
kunvivi
🔗 Met wat voor man zal zij denken dat ze samenleeft?
(convergeren; samenkomen)
converge
(samendrukken; samenknijpen); ;
compress
;
constrict
; ;
squeeze
kunpremi
🔗 Hij neep zijn lippen samen.
squeeze
kunpremegi
;
samenraapsel
sweepings
(te hoop lopen)
(samenkomen)
assemble
(bijeenkomen; zich verzamelen);
assemble
(versmelten)
merge
(complotteren);
🔗 Je spant met Dick samen!
(compileren)
(componeren)
compose
put together
;
compose
kunmeti
; ;
kuntiri
coincide
🔗 Is het dan niet redelijk te veronderstellen dat zijn programma zal samenvallen met het mijne?
(resumeren)
summarize
;
recapitulate
resumi
(verzamelen)
(combineren; verbinden)
combine
conglomerate
(meewerken);
collaborate
;
🔗 Maar we hadden kunnen samenwerken zie je?
partnership
🔗 Samenwerking was noodzakelijk.
cohabit
;
live together
kunloĝi
🔗 Ten slotte kwamen we overeen dat wij gedurende mijn verblijf in de Franse hoofdstad zouden gaan samenwonen.

NederlandsEngels
samen in tandem; together
samen met along with; in company with; in concert with; in tandem with
gezamenlijk congregational; aggregate; collective; concerted; en masse; conjointly; corporate; in a body; joint; jointly; total; complete; together
samenballen mass together; concentrate; contract; gather
samenbinden bind; bunch; bundle up; bind together
samenbrengen draw together; marry up; bring together
samendoen pool; put together; be partners; act in common; go shares
samendrukken compress; constrict; crush; jam; press together
samenflansen bodge; bodge up; botch; botch up; concoct; huddle up; jumble together; knock together; patch together; patch up
samengaan collocate; go together; pair; agree
samengroeien coalesce; coalescence; grow into one; grow together
samenklank concord
samenklemmen cramp; squeeze together
samenklinken chime; chime together; harmonize; rivet together
samenknijpen screw up; press together; squeeze together; squint
samenknopen knit up; tie together
samenkoeken congeal
samenkomen assemble; centre; convene; flock; flock together; forgather; gather; meet; meet up; merge; rendez‐vous; get together
samenkoppelen couple
samenleven live together; co‐exist
samenlijmen glue together
samenlopen converge; meet; concur
samennijpen press together; squeeze together; squint
samenpakken conglomerate; jam; pack; pack up; pack together
samenpersen compress; condense; crush; press; press together; squeeze
samenplakken paste together; stick
samenraapsel scrapings; hotchpotch; pack
samenrollen convolve; roll up
samenscholen flock; flock together; herd together; shoal; assemble; gather
samenschraapsel scrapings
samenschrapen scrape together
samensmeden forge together
samensmelten amalgamate; conflate; fuse; merge; melt together; covalesce
samensnoeren tie together; lace together; choke; stifle
samenspannen collogue; collude; conspire; plot
samenspel combination; combo; team‐work; ensemble playing; combined action
samenspraak colloquy; conversation; dialogue; interlocution
samenstellen add together; compile; compose; compound; constitute; empanel; frame; make up; put together; synthesize
samenstemmen tune; harmonize; chime together
samenstromen flow together; flock together
samentrekken constrict; contract; draw together; gather; purse; tighten; knit; concentrate; unite
samenvallen coincide; coincidence; concur
samenvatten comprise; condense; epitomize; recapitulate; reckon up; sum up; telescope; summarize
samenvlechten knit; braid together; bind together; wreathe together; plaid together
samenvloeien coalesce; flow together; meet
samenvoegen aggregate; bracket; combine; conglomerate; conjoin; consolidate; join; join up; put together; synthesize; unite; covalesce
samenvouwen fold up; fold
samenweefsel contexture; texture; web; tissue
samenwerken coact; collaborate; combine; concur; conspire; cooperate; join forces; play ball; team up; work together; act together
samenwerking coaction; collaboration; concerted action; cooperation; partnership; team‐work
samenwonen chum; cohabit; cohabitation; hive; live together; shack up; share a house
samenzang community singing; singsong
samenzijn meeting; gathering
samenzweren conspire; plot