Engels–Nederlands woordenboek
Nederlandse vertaling van het Engelse woord speak
Engels | Nederlands (indirect vertaald) | Esperanto |
---|---|---|
; | ||
🔗 Rand was too tired, too stunned, to speak. | ||
(talk) | ; | |
🔗 Speak, and you go free. | ||
; | ||
🔗 Most of the people CNN spoke with said they went via the United Arab Emirates or India. | ||
so to speak | ; om zo te zeggen | |
luider spreken ; harder praten | paroli pli laŭte | |
🔗 After a time Tam spoke up again. | ||
🔗 “Let us wait and watch”, said the first speaker, “until we have something to tell them.” | ||
(lecturer) | ||
speaking (speech; discourse; talk; talking) | ; ; ; | |
(spokesperson) | ||
🔗 No one else in the group was affected, the spokesman said. | ||
(spokesman) | ||
🔗 A spokesperson for the Commerce Department told Business Insider that the investigation is still ongoing. | ||
spokeswoman | ||
unspeakable (ineffable; inexpressible) |
Engels | Nederlands |
---|---|
speak! | ⇆ spreek op! |
speak | ⇆ aanslaan; ⇆ aanspreken; ⇆ een rede houden; ⇆ in het openbaar spreken; ⇆ met elkaar spreken; ⇆ praaien; ⇆ praten; ⇆ redevoeren; ⇆ spreken; ⇆ spreken van; ⇆ sprekend zijn; ⇆ tegen elkaar spreken; ⇆ uitdrukken; ⇆ uitspreken; ⇆ zeggen; ⇆ zich laten horen |
broadly speaking | ⇆ globaal; ⇆ in grote trekken; ⇆ in het algemeen; ⇆ in het algemeen gesproken |
generally speaking | ⇆ in het algemeen gesproken; ⇆ over het algemeen |
he speaks according to his lights | ⇆ hij praat naar hij verstand heeft; ⇆ hij spreekt naar hij verstand heeft |
I can speak to his having been there | ⇆ ik kan getuigen dat hij er geweest is |
in a manner of speaking | ⇆ om zo te zeggen |
it speaks for | ⇆ het pleit voor |
it speaks well for | ⇆ het pleit voor |
know somebody to speak to | ⇆ iemand goed genoeg kennen om hem aan te spreken |
neither speak nor move | ⇆ taal noch teken geven |
nothing to speak of | ⇆ niets noemenswaardigs; ⇆ niets noemenswaards; ⇆ niets van betekenis |
not to speak of | ⇆ om nog maar niet te spreken van |
plain speak | ⇆ duidelijk taal; ⇆ openhartigheid |
public speaking | ⇆ spreken in het openbaar |
so to speak | ⇆ bij wijze van spreken; ⇆ om zo te zeggen |
speak about | ⇆ spreken over; ⇆ zich uitlaten over |
speak by the book | ⇆ zich nauwkeurig uitdrukken |
speak for | ⇆ getuigen van; ⇆ spreken ten gunste van |
speak for itself | ⇆ er niet om liegen; ⇆ voor zichzelf spreken |
speak for oneself | ⇆ voor zichzelf spreken |
speak for yourself | ⇆ laat mij er alsjeblieft buiten |
speak freely | ⇆ van zijn hart geen moordkuil maken; ⇆ zeggen wat men op het hart heeft |
speak highly of | ⇆ hoog opgeven van; ⇆ met veel lof spreken over |
speak ill of | ⇆ kwaadspreken over; ⇆ kwaadspreken van |
… speaking | ⇆ met … |
speak in monosyllables | ⇆ kortaf zijn |
speak of | ⇆ spreken over |
speak on | ⇆ doorspreken |
speak one’s mind | ⇆ rond uitkomen voor zijn mening; ⇆ ronduit spreken; ⇆ uitkomen voor zijn mening; ⇆ zeggen wat men op het hart heeft; ⇆ zijn hart luchten; ⇆ zijn mening geven |
speak out! | ⇆ spreek vrijuit! |
speak out | ⇆ hardop uitspreken; ⇆ opspreken; ⇆ vrijuit spreken; ⇆ zeggen waar het op staan |
speak the same language | ⇆ elkaar aanvoelen; ⇆ elkaar begrijpen |
speak to | ⇆ aanspreken; ⇆ spreken tot; ⇆ toespreken |
speak up | ⇆ beginnen te spreken; ⇆ harder praten; ⇆ hardop spreken; ⇆ luider spreken; ⇆ voor de draad komen; ⇆ vrijuit spreken |
speak up for | ⇆ het opnemen voor |
speak volumes | ⇆ boekdelen spreken |
speak with | ⇆ spreken met |
the figures speak for themselves | ⇆ de cijfers liegen er niet om |
adspeak | ⇆ reclamejargon; ⇆ reclametaal |
free‐spoken | ⇆ rondborstig; ⇆ ronduit; ⇆ vrijmoedig |
speak‐easy | ⇆ <illegale kroeg tijdens de Amerikaanse drooglegging> |
speaker | ⇆ box; ⇆ luidspreker; ⇆ referent; ⇆ spreker; ⇆ voorzitter |
speaking | ⇆ sprekend |
spokesman | ⇆ voorlichter; ⇆ woordvoerder |
spokesperson | ⇆ voorlichter; ⇆ woordvoerder; ⇆ woordvoerster |
spokeswoman | ⇆ voorlichtster; ⇆ woordvoerster |
unspeakable | ⇆ afschuwelijk; ⇆ nameloos; ⇆ onuitsprekelijk; ⇆ onzegbaar |