Engels–Nederlands woordenboek
Nederlandse vertaling van het Engelse woord represent
Engels | Nederlands (indirect vertaald) | Esperanto |
---|---|---|
represent (depict; figure) | ; ; ; | |
(act for; stand for) | ||
🔗 Other prey represented only a very small proportion of the diet. | ||
represent (imply; mean; signify; denote; stand for) | ; ; staan voor | |
represent (introduce; present; offer; perform; play; reenact; render; constitute; tender; lodge; serve up) | ||
misrepresent | misprezenti | |
(current; present‐day; topical; up‐to‐date; contemporary) | ||
(gift; donation) | ; ; | |
🔗 We have brought presents. | ||
(current) | ; | |
🔗 Tell the mate to hold the present course. | ||
(introduce; offer; perform; play; reenact; render; represent; constitute; tender; lodge; serve up) | ; ; ; ; ; | |
🔗 The talks between the government and the opposition serve a purpose for Corbyn in presenting him as a national leader prepared to engage in dialogue, but he does not want to agree a Brexit deal. | ||
; ; | ||
(current; present‐day; modern‐day) | ; | |
(donate; grant; bestow; give as a present) | cadeau geven ; ; ; | |
(present tense) | tegenwoordige tijd | |
representation (diagram; figure; image; configuration) | ||
representation (depiction) | uitbeelding | |
representation (intervention) | ; ; tussenkomst ; voorspraak | |
representation | vertegenwoordiging | |
(delegate; deputy) | ||
(delegate; deputy) | ||
(agent; envoy) | ; | |
🔗 Pan Am representatives in Peking and Tokyo declined to comment. | ||
(sample) |
Engels | Nederlands |
---|---|
represent | ⇆ afbeelden; ⇆ doen voorkomen; ⇆ laten voorkomen; ⇆ onder het oog brengen; ⇆ uitbeelden; ⇆ verbeelden; ⇆ vertegenwoordigen; ⇆ voorstellen; ⇆ wijzen op |
misrepresent | ⇆ een valse voorstelling geven van; ⇆ in een verkeerd daglicht plaatsen; ⇆ scheef voorstellen; ⇆ verkeerd voorstellen |
present | ⇆ aanbieden; ⇆ aanleggen; ⇆ aanwezig; ⇆ bieden; ⇆ cadeau; ⇆ dezes; ⇆ erbij; ⇆ geschenk; ⇆ geven; ⇆ gift; ⇆ heden; ⇆ hedendaags; ⇆ huidig; ⇆ in kwestie; ⇆ indienen; ⇆ onderhavig; ⇆ opleveren; ⇆ overhandigen; ⇆ present; ⇆ presenteren; ⇆ tegenwoordig; ⇆ tegenwoordige tijd; ⇆ uitdelen; ⇆ uitreiken; ⇆ vertonen; ⇆ voordragen; ⇆ voorleggen; ⇆ voorstellen; ⇆ óverleggen |
representation | ⇆ aanmerking; ⇆ afbeelding; ⇆ bedenking; ⇆ opmerking; ⇆ plaatsvervulling; ⇆ protest; ⇆ representatie; ⇆ uitbeelding; ⇆ vertegenwoordiging; ⇆ vertoning; ⇆ vertoog; ⇆ voorstelling |
representative | ⇆ afgevaardigde; ⇆ afgevaardige; ⇆ agent; ⇆ exemplarisch; ⇆ handelsreiziger; ⇆ mandataris; ⇆ representant; ⇆ representatief; ⇆ typisch; ⇆ vertegenwoordigend; ⇆ vertegenwoordiger; ⇆ voorstellend |
representing | ⇆ vertegenwoordigend |