Engels–Nederlands woordenboek
Nederlandse vertaling van het Engelse woord outtalk
Engels | Nederlands (indirect vertaald) | Esperanto |
---|---|---|
(outside; without) | ; | |
🔗 At least I can have my pipe out there. | ||
(outside; outward) | ; | |
🔗 He pushed on the door, forcing her out. | ||
(unconscious) | ||
(outside of; outside) | ||
(off) | ||
(speech; discourse; talking; speaking) | ||
(causerie) | kozerio | |
(speak) | ; | |
🔗 Who are you talking to? |
Engels | Nederlands |
---|---|
outtalk | ⇆ omverpraten |
out | ⇆ af; ⇆ bekend; ⇆ bewusteloos; ⇆ buiten; ⇆ buitengaats; ⇆ daarbuiten; ⇆ daaruit; ⇆ eropuit; ⇆ eruit; ⇆ geopenbaard; ⇆ in staing; ⇆ naar buiten; ⇆ niet meer aan de slag; ⇆ niet meer aan het bewind; ⇆ niet thuis; ⇆ om; ⇆ op; ⇆ te veld; ⇆ uit; ⇆ uit de mode; ⇆ uit het gelid; ⇆ uit het lid; ⇆ uitgedoofd; ⇆ uitgesloten; ⇆ weg |
talk | ⇆ bespreking; ⇆ causerie; ⇆ conversatie; ⇆ discussie; ⇆ gepraat; ⇆ geroddel; ⇆ gesprek; ⇆ het hebben over; ⇆ kout; ⇆ kouten; ⇆ onderhoud; ⇆ praat; ⇆ praatje; ⇆ praats; ⇆ praten; ⇆ redekavelen; ⇆ roddelen; ⇆ smoezen; ⇆ spreken; ⇆ spreken over; ⇆ toespraak |