Engels–Nederlands woordenboek

Nederlandse vertaling van het Engelse woord maker

Engels → Nederlands
  
EngelsNederlands (indirect vertaald)Esperanto
maker
(manufacturer)
;
vervaardiger
maker
maker
;
vervaardiger
dressmaker
(milliner; modiste)
(bear down); ;
(form);
(cause; get; have; bring); ;
🔗 Make them think I’m dangerous.
(fabricate; manufacture; concoct)
🔗 About 15 billion condoms are made every year and used by about 750 million people.
;
(render)
(accrue)
matchmaker
matchmaker
(cobbler)
(cobbler)
(cobbler)
troublemaker
(lout; hooligan)
straatschender
watchmaker
wig‐maker

EngelsNederlands
maker fabrikant; maker; schepper; vervaardiger
at maker’s prices tegen fabrieksprijs
Delft‐ware maker plateelbakker
programme maker programmamaker
tool maker gereedschapsmaker
violin maker vioolbouwer
basket‐maker mandenmaker
boilermaker ketelmaker
box‐maker kistenmaker
brick‐maker steenbakker; tichelbakker
cabinet‐maker kastenmaker; meubelmaker
candle‐maker kaarsenmaker
carpet‐maker tapijtwerker
chair‐maker stoelenmaker
cheese‐maker kaasboer; kaasmaker
cigar‐maker sigarenmaker
clockmaker klokkenmaker; uurwerkmaker
clogmaker klompenmaker
coffin‐maker kistenmaker
dike‐maker dijkwerker
dressmaker kleermaakster; kleermaker; kostuumnaaister; modiste
frame‐maker lijstenmaker
furniture‐maker meubelmaker
gunmaker geweermaker
haymaker hooier; hooister
instrument‐maker instrumentmaker
lace‐maker kantwerkster
make aanbrengen; aanleggen; aanmaken; afleggen; afsluiten; begaan; beramen; bereiken; bijzetten; binden; binnenvaren; brengen; doen; doen verrichten; fabricaat; fabrieken; fatsoen; halen; houden; in zicht krijgen; indienen; inwinnen; knopen; laten; leveren; lijden; maaksel; makelij; maken; merk; nemen; opmaken; scheppen; schudden; sluiten; stellen; treffen; trekken; verdienen; verrichten; versieren; vervaardigen; verwerken; vlechten; voeren; vormen; zetten; zich begeven
map‐maker kaartenmaker
matchmaker koppelaar; koppelaarster
mat‐maker mattenmaker
merrymaker feestganger
mischief‐maker onheilstichter; onruststoker; onrustzaaier
noise‐maker lawaaimaker; lawaaischopper
pacemaker gangmaker; pacemaker
paper‐maker papierfabrikant; papiermaker
posture‐maker aansteller; acrobaat; slangemens
rainmaker regenmaker
rope‐maker lijndraaier; touwslager
shoemaker schoenmaker
stove‐maker kachelsmid
tile‐maker tegelbakker; tichelbakker
troublemaker herriemaker; herrieschopper; onruststoker
watchmaker horlogemaker
wig‐maker pruikenmaker