Engels | Nederlands |
---|
lick | ⇆ aflikken; ⇆ afranselen; ⇆ het winnen van; ⇆ lekken; ⇆ leppen; ⇆ lepperen; ⇆ lik; ⇆ likken; ⇆ likken aan; ⇆ oplikken; ⇆ ranselen; ⇆ veeg; ⇆ verslaan; ⇆ zoutlik |
a lick and a promise | ⇆ een vluchtige beurt |
do something with a lick and a wash | ⇆ iets met de Franse slag doen |
lick at | ⇆ likken aan |
lick clean | ⇆ schoonlikken |
lick into shape | ⇆ bijschaven; ⇆ fatsoeneren; ⇆ vormen |
lick off | ⇆ aflebberen; ⇆ aflikken |
lick out | ⇆ uitlikken |
lick somebody | ⇆ iemand klop geven; ⇆ iemand kloppen |
lick somebody’s boots | ⇆ voor iemand kruipen |
lick the dust | ⇆ in het stof bijten; ⇆ in het zand bijten |
lick up | ⇆ oplikken |
bootlicker | ⇆ pluimstrijker; ⇆ slijmbal; ⇆ slijmerd; ⇆ slijmjurk; ⇆ uitslover |
cowlick | ⇆ koestal; ⇆ spuuglok; ⇆ weerbarstige lok |