Engels–Nederlands woordenboek
Nederlandse vertaling van het Engelse woord hit
Engels | Nederlands (indirect vertaald) | Esperanto |
---|---|---|
(beat; strike; wallop; jab; belabour; belt) | ||
(strike; smack; stub; poke) | ; | |
(craze; vogue; furore) | ; | |
(catch; strike; attain; encounter; find; run up against; befall; betide; ravage) | ; ; | |
(blow; strike; whack; stroke; jab; lash) | ||
(knock; blow; smack; strike; stroke; poke) | ||
(strike) | ; | |
(hit‐song) | ; schlager | |
trafita | ||
(strike) | ; | |
🔗 Russia has refused to acknowledge that the ship was hit by missiles, but that’s no surprise. | ||
(pummel) | ||
🔗 Europe’s possible agricultural import duties on corn would also hit red rural regions more than blue urban ones. | ||
bomb hit | ||
box‐office hit (box‐office success) | kassukceso | |
hit the deck (start working; put in use; get to work; settle to work; set to work) | ; | |
hit the hay (go to bed; retire; hit the sack; bed; go to rest; retire for the night; retire to bed; retire to rest) | naar bed gaan |
Engels | Nederlands |
---|---|
hit | ⇆ aankomen in; ⇆ aankomen op; ⇆ bereiken; ⇆ gelukkige zet; ⇆ geven; ⇆ halen; ⇆ herinneren; ⇆ hit; ⇆ huurmoord; ⇆ klapstuk; ⇆ komen in; ⇆ komen op; ⇆ opduvel; ⇆ raden; ⇆ raken; ⇆ scheppen; ⇆ schlager; ⇆ slaan; ⇆ slag; ⇆ steek; ⇆ stoot; ⇆ stoten; ⇆ succes; ⇆ succesnummer; ⇆ successtuk; ⇆ topper; ⇆ treffen; ⇆ treffer; ⇆ uitmikken |
a sure hit | ⇆ altijd prijs |
be hard hit | ⇆ klappen krijgen |
bomb hit | ⇆ bominslag |
box‐office hit | ⇆ kassucces |
chance hit | ⇆ toevalstreffer |
direct hit | ⇆ voltreffer |
hit against | ⇆ aanbotsen tegen |
hit at | ⇆ slaan op |
hit back | ⇆ terugslaan; ⇆ troeven; ⇆ van repliek dienen |
hit back at | ⇆ terugslaan; ⇆ van repliek dienen |
hit below the belt | ⇆ een stoot onder de gordel toebrengen; ⇆ onder de gordel slaan |
hit home | ⇆ raak slaan |
hit it | ⇆ de spijker op zijn kop slaan |
hit it off together | ⇆ goed met elkaar overweg kunnen; ⇆ het goed met elkaar kunnen vinden |
hit it off with | ⇆ goed met overweg kunnen met; ⇆ het goed kunnen vinden met |
hit list | ⇆ lijst van mensen die geëlimineerd moeten worden |
hit on | ⇆ toevallig aantreffen; ⇆ vinden |
hit on the idea | ⇆ op het idee komen |
hit or miss | ⇆ op de bonnefooi |
hit out | ⇆ erop slaan; ⇆ toeslaan; ⇆ uithalen; ⇆ uitvallen; ⇆ van zich afslaan |
hit out at | ⇆ slaan naar; ⇆ uithalen naar |
hit parade | ⇆ hitparade |
hit probability | ⇆ trefkans |
hit record | ⇆ hit |
hit somebody for six | ⇆ de vloer met iemand aanvegen |
hit somebody when he’s down | ⇆ iemand een trap na geven |
hit squad | ⇆ doodseskader; ⇆ moordcommando |
hit the bottle | ⇆ aan de drank raken; ⇆ te veel drinken; ⇆ ’m flink raken |
hit the ceiling | ⇆ over de rooie gaan; ⇆ uit zijn vel springen |
hit the deck | ⇆ aan het werk gaan; ⇆ op je bek gaan; ⇆ op je bek vallen; ⇆ op zijn bek gaan; ⇆ op zijn bek vallen; ⇆ zich aan het werk begeven; ⇆ zich aan het werk zetten |
hit the hay | ⇆ gaan maffen; ⇆ gaan pitten; ⇆ het nest induiken; ⇆ naar bed gaan |
hit the jackpot | ⇆ boffen; ⇆ geluk hebben; ⇆ winnen |
hit the mark | ⇆ de spijker op de kop slaan; ⇆ de spijker op zijn kop slaan; ⇆ het doel treffen; ⇆ het raden; ⇆ raak schieten; ⇆ zijn doel treffen |
hit the nail on the head | ⇆ de spijker op de kop slaan; ⇆ de spijker op zijn kop slaan |
hit the popular taste | ⇆ bij het publiek in de smaak vallen |
hit the right nail on the head | ⇆ de spijker op de kop slaan; ⇆ de spijker op zijn kop slaan |
hit the road | ⇆ ervandoor gaan; ⇆ weggaan |
hit the roof | ⇆ uit zijn vel springen |
hit upon | ⇆ bedenken; ⇆ toevallig aantreffen; ⇆ uitmikken; ⇆ vinden |
hit upon the idea | ⇆ op de gedachte komen; ⇆ op het idee komen |
lucky hit | ⇆ geluksschot; ⇆ treffer |
make a hit | ⇆ inslaan; ⇆ sjans hebben |
make a hit with | ⇆ sjans hebben bij |
smash hit | ⇆ groot succes; ⇆ kraker |
they don’t hit it off together | ⇆ het botert niet tussen hen |
they hit it off from the start | ⇆ het klikte meteen tussen hen |
hitman | ⇆ huurmoordenaar |
hit‐or‐miss | ⇆ lukraak; ⇆ op goed geluk |
hitter | ⇆ treffer |