English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word sound the praises of

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(commend; glorify; laud; extol); ;
(commend; laud; applaud)
lof toezwaaien
; ;
🔗 May the gods be praised!
(strike; resound)
🔗 Presently a step sounded behind him.
(noise);
🔗 This time the horse made no sound at all.
(right; true; correct; valid);
gelijk hebbend
; ; ;
(prudent; reasonable; sensible; far‐sighted; judicious; wise)
(peal; ring; clang; toll);
(deeply; profoundly; fast)
(prime; quality)
🔗 The cloak itself was sound enough.
; ; ;
werplood
;
zinklood
(plumb; sound out);
(solid); ;
🔗 The Ukrainian defence of Bachmut remains strategically sound as it continues to consume Russian manpower and equipment as long as Ukrainian forces do not suffer excessive casualties.

EnglishDutch
sound the praises of aanprijzen; de loftrompet steken over
praise lof; lof toezwaaien; lofspraak; lofuiting; loven; prijzen; roemen
sound ausculteren; bekloppen; betrouwbaar; blazen op; degelijk; deugdelijk; doen; doen klinken; doen weerklinken; doortimmerd; ernstig; fiks; flink; gaaf; galm; galmen; gedegen; geluid; geschal; gezond; goed; grondig; klank; klinken; kloppen op; krachtig; laten horen; laten klinken; laten schallen; lijken; loden; luiden; naar beneden duiken; onbedorven; onderzoeken; peilen; polsen; reëel; schallen; solide; solied; sonde; sonderen; steekhoudend; sterk; toon; uitbazuinen; uithoren; uitspreken; vast; verantwoord; weerklinken; zeeëngte; zwemblaas