English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word ready to march

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(parade; march past)
(walk; ambulate)
🔗 She marched forward, ducked under the larch, pushed open the door.
(walk)
(obliging; willing)
servopreta
(cash; in cash)
(finished); ;
🔗 Father, I am not ready for such an event.

EnglishDutch
ready to march marsvaardig
march afmars; betogen; demonstratie; demonstreren; gang; grens; grensgebied; laten marcheren; loop; marcheren; mark; mars; opmarcheren; opmars; oprukken; optrekken; stappen; tocht; trekken; trekken naar; uitrukken; verloop; voortgang
ready baar; bereid; bereidvaardig; bereidwillig; bij de hand; gebruiksklaar; gemakkelijk; gereed; gevat; klaar; klaarmaken; paraat; prompt; snel; vaardig; vlot; vlug; voorbereiden; zich klaarmaken; zich voorbereiden