English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word keeping

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(apiculture);
‐adi
🔗 So why does this uniquely American phenomenon keep happening?
(breed; raise; rear; farm)
(restrain; detain; inhibit; prevent; stop; withhold); ; ;
(guard; look after; watch over; preserve; safeguard; watch)
(conserve; maintain; preserve; cache; save; store);
(record; register; enrol); ; ; ; ;
(remain; stay; stay over; abide; rest; stop; tarry)
(rescue; save)
(hang onto; hold; retain; maintain; have);
loĝejturo
🔗 They had soon learned to recognize his blushes for what they were, and not a woman in the keep but seemed fascinated by them.
(remain; stay)
(follow; observe; act on; act upon; obey)
(fulfil; abide by; meet; observe; honour)

EnglishDutch
keeping berusting; bewaring; hoede; onderhoud; overeenstemming
be in keeping with overeenkomen; stroken met
be in the keeping of berusten bij
be not in keeping with niet overeenstemmen met
be out of keeping detoneren
have in one’s keeping in bewaring hebben
have something in one’s keeping iets onder zich hebben
in keeping naargelang; navenant
in keeping with strokend met
out of keeping with niet strokend met
you are not keeping anything from me? je verbergt toch niet voor mij?
bee‐keeping imkerij
housekeeping huishouden; huishouding
keep behoeden; behouden; beschutten; bewaken; bewaren; bewaring; bijhouden; blijven; conserveren; donjon; doorgaan met; erop nahouden; eropna houden; gevangenis; goed blijven; hoede; hoeden; houden; kost; mainteneren; onderhoud; onderhóúden; ophouden; slottoren; tegenhouden; terughouden; verdedigen; vieren; zich goed houden; zich houden; zich houden aan
safe‐keeping bewaring; hoede; veilige bewaring; veiligheid
timekeeping tijdcontrole