English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word independence

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(autonomy);
zelfstandigheid
;
zelfstandigheid
🔗 They have fought three wars since independence from the United Kingdom in 1947 over Kashmir.
dependence
(dependency; reliance)
independent
(autonomous; autonomic)
;
independent
;
independent
; ;
senpera
independent
(single; individual; separate)
; ;

EnglishDutch
independence onafhankelijkheid; zelfstandigheid
declaration of independence onafhankelijkheidsverklaring
Independence Day Onafhankelijkheidsdag
independence day onafhankelijkheidsdag
independence of onafhankelijkheid van
war of independence onafhankelijkheidsoorlog; vrijheidsoorlog
dependence afhankelijkheid; onderhorigheid; samenhang; vertrouwen
independent independent; onafhankelijk; zelfstandig