English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word blueweed

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
blueweed
(flossflower; bluemink; pussy foot; Mexican paintbrush; Mexican ageratum)
blueweed
(common chicory; chicory)
;
wilde cichorei
blueweed
(viper’s bugloss)
🔗 “Think of the blue sky,” said Mazirian, “the white stars, your castle Miir by the river Derna.”
(hoe)
sarki

EnglishDutch
blueweed cikorei; mexicaantje; slangekruid; wegenwachter; wilde cichorei
blue azuur; beteuterd; blauw; blauw verven; blauwen; blauwkous; blauwkousachtig; blauwsel; door het blauwsel halen; doorhalen; erdoor jagen; jantje; landerig; lucht; neerslachtig; obsceen; pornografisch; schuin; somber; zee‐
weed lange slapjanus; marihuana; onkruid; tabak; uitroeien; wieden; zuiveren