English–Dutch dictionary
Dutch translation of the English word bit
English | Dutch (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
(lump; piece; chunk; patch) | ; ; | |
(handful; whit; scintilla) | tikje ; | |
🔗 Of course, you don’t actually have a document either, just bits in memory. | ||
(a little; rather; some; somewhat; to some extent; slightly; some amount; any amount; a little bit; a touch; a trifle) | een beetje ; ; ; ; ; ; ; | |
🔗 Over the next year or so, a lot was done and the focus changed quite a bit. | ||
(a little; a handful; slightly; a tiny bit) | een klein beetje ; ; | |
🔗 It’s a bit embarassing, sir. | ||
(bite at; rise; rise to the bait; take; take the bait) | allogaĵmordi | |
(rise to the bait; take the bait; rise; take) | ; | ekmordi |
; | ||
🔗 It might bite him. | ||
; ; | ||
(mordant; stain; wood‐dye; wood‐stain) | ||
English | Dutch |
---|---|
bit | ⇆ baard; ⇆ beet; ⇆ beetje; ⇆ bek; ⇆ bit; ⇆ boorijzer; ⇆ brok; ⇆ de pin op de neus zetten; ⇆ eind; ⇆ eindje; ⇆ end; ⇆ episode; ⇆ gebit; ⇆ geldstukje; ⇆ hap; ⇆ hapje; ⇆ nummer; ⇆ ogenblikje; ⇆ poosje; ⇆ schroefdraad; ⇆ sikkepit; ⇆ sleutelbaard; ⇆ stang; ⇆ stuk; ⇆ stukje; ⇆ tikje; ⇆ tikkeltje; ⇆ trens |
a bit | ⇆ even |
a bit of all right | ⇆ een lekker ding; ⇆ een lekker stuk; ⇆ iets heel leuks |
bit by bit | ⇆ bij beetjes; ⇆ bij stukken en brokken; ⇆ hortend en stotend; ⇆ stukje bij beetje |
do one’s bit | ⇆ het zijne doen; ⇆ zijn plicht doen |
every bit a | ⇆ in alle opzichten |
every bit as | ⇆ net zo |
fall to bits | ⇆ kapotvallen; ⇆ uiteenvallen |
get bit | ⇆ beetgenomen worden |
give somebody a bit of one’s mind | ⇆ iemand goed de waarheid zeggen |
not a bit | ⇆ geen barst; ⇆ geen greintje; ⇆ geen lor; ⇆ geen snars; ⇆ geen spaan; ⇆ geen spier; ⇆ geen zier |
not a bit! | ⇆ je grootje! |
not a bit of it! | ⇆ aan m’n nooit niet!; ⇆ geen sprake van! |
not care a bit | ⇆ zich er geen lor van aantrekken; ⇆ zich er niets van aantrekken |
not the least bit | ⇆ geen sikkepit |
quite a bit | ⇆ aardig wat |
stone bit | ⇆ steenboor |
take the bit between the teeth | ⇆ niet meer naar de teugel luisteren |
take to bits | ⇆ uit elkaar halen |
thrilled to bits | ⇆ verrukt |
bite | ⇆ aanbijten; ⇆ beet; ⇆ bijten; ⇆ bijten in; ⇆ bijten op; ⇆ eten; ⇆ grip krijgen; ⇆ hap; ⇆ hapje; ⇆ happen; ⇆ happen in; ⇆ iets bijtends; ⇆ iets pikants; ⇆ inbijten; ⇆ knauw; ⇆ pakken; ⇆ snerpen; ⇆ toebijten; ⇆ toehappen; ⇆ zich doen voelen |
bridle‐bit | ⇆ gebit; ⇆ stang |
centre‐bit | ⇆ centerboor |
key‐bit | ⇆ sleutelbaard |