Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word werkwoord

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
🔗 Bij vele werkwoorden zijn aanwijzingen gegeven omtrent de vervoeging.
(uitwerking hebben);
🔗 Maar het werkte wel.
(gisten)
(arbeiden);
🔗 Er wordt hard en lang gewerkt.
works
;
;
🔗 Hij vroeg zich af of hij soms op de ruïnes van de beschaving keek die deze vreemde mensen gewrocht hadden te midden van de woeste omgeving van hun vreemde, wilde verblijfplaats.
(functioneren)
🔗 Maar de zagerij werkt nog!
🔗 Elk woord is hier te veel.
🔗 Je hebt het woord „moordenaar” gebruikt.
🔗 Het woord is aan de markies de Cantecler.
🔗 En u moet nu maar erg op uw woorden passen!
🔗 De drager van deze ring moet zich altijd aan zijn woord houden, zie je?

DutchEnglish
werkwoord verb
sterk werkwoord strong verb
hulpwerkwoord auxiliary; auxiliary verb
koppelwerkwoord copula
werken act; function; labour; operate; put in; work; run; shift
woord parole; word; vocable