Dutch–English dictionary
English translation of the Dutch word tonen
Dutch | English (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
(laten zien; óverleggen; tentoonspreiden; uitwijzen; vertonen) | ; ; | |
🔗 Rijkdom voelt men pas wanneer men die tonen kan. | ||
(laten zien) | vidigi | |
(betonen; aan de dag leggen) | ||
🔗 Dan kan hij tonen wat hij waard is! | ||
(bewijzen; demonstreren) | demonstrate | |
🔗 Het positron werd in 1932 aangetoond als eerste van een reeks antideeltjes. | ||
(bewijzen) | ||
🔗 Theoretisch kan worden aangetoond dat de periode van een slinger—dat is de tijd die de slinger nodig heeft voor een volledige slingering—alleen afhangt van de lengte van de slinger en van de zwaartekracht. | ||
(aan de dag leggen; tonen) | ||
🔗 Heer Cizante heeft mij geen grote hoffelijkheid betoond. | ||
toonbaar (presentabel) | presentable | prezentinda |
(voorbeeld) | ||
🔗 Ze was het toonbeeld van de beschaving. | ||
toonder | introducer ; performer ; | |
(laten zien; óverleggen; tentoonspreiden; tonen; uitwijzen) | ; ; | |
🔗 Tom vertoonde die twee artikelen. | ||
(aanbieden; bieden; indienen; optreden; presenteren; spelen; voorstellen; inbrengen) | ; |
Dutch | English |
---|---|
tonen | ⇆ discover; ⇆ display; ⇆ evidence; ⇆ evince; ⇆ exhibit; ⇆ expose; ⇆ produce; ⇆ register; ⇆ reveal; ⇆ show; ⇆ showing |
aantonen | ⇆ show; ⇆ demonstrate; ⇆ evidence; ⇆ evince; ⇆ make out; ⇆ point out; ⇆ prove |
betonen | ⇆ show; ⇆ manifest |
toon | ⇆ accent; ⇆ key; ⇆ note; ⇆ pip; ⇆ sound; ⇆ tone; ⇆ tune; ⇆ strain; ⇆ stress; ⇆ pitch |
toonbaar | ⇆ presentable; ⇆ fit to be shown; ⇆ fit to be seen |
toonbeeld | ⇆ example; ⇆ image; ⇆ mirror; ⇆ model; ⇆ paragon; ⇆ pattern; ⇆ picture; ⇆ type |
toonder | ⇆ bearer |
toonkamer | ⇆ showroom |
toonzaal | ⇆ showroom |
vertonen | ⇆ display; ⇆ exhibit; ⇆ expose; ⇆ perform; ⇆ present; ⇆ produce; ⇆ screen; ⇆ show; ⇆ wear |