Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word sloopwerk

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(afbreken; neerhalen)
demolish
;
pull down
🔗 Zijt ge bezig uw bouwval te slopen?
consume
handiwork
🔗 Dit is het werk van de Heilige Geest.
(arbeid; emplooi; karwei);
🔗 Ik was nog niet tot werk in staat.
tow
;
oakum
(boekwerk; opus)
🔗 Naast al deze geschreven werken bevatte de grote bibliotheek echter nog veel meer.

DutchEnglish
sloopwerk demolition; demolition work
slopen sap; undermine; break up; demolish; destroy; drag down; flatten; housebreaking; pull down; scrap
werk avocation; business; char; chore; doing; employ; employment; fabric; job; labour; motion; oakum; opus; performance; pursuits; work; stint; tow